Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.M. van Daalhuizen, had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. A.M.H. van de Wal, waarin de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 24 maart 2021 was opgelegd en dat er een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht van de eiser aan Italië, zoals bedoeld in de Dublinverordening. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor de maatregel van bewaring niet waren betwist door de eiser, waardoor de rechtbank concludeerde dat er een significant risico bestond dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken.
De rechtbank heeft ook de voortvarendheid van de verweerder beoordeeld met betrekking tot de overdracht van de eiser. De rechtbank constateerde dat er op 2 april en 20 april 2021 gesprekken waren gevoerd over de overdracht en dat er pogingen waren gedaan om een vlucht te boeken. De rechtbank oordeelde dat de verweerder voldoende voortvarend had gehandeld en dat er geen sprake was van een gebrek in de ophouding. De beroepsgrond van de eiser dat er geen zicht op uitzetting naar Tunesië was, werd verworpen, aangezien de overdracht aan Italië aan de orde was. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. C. Karman, in aanwezigheid van griffier mr. S. Bazaz, en werd openbaar gemaakt op 6 mei 2021.