Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
Tribunal Correctionnel de Tours, Frankrijk, van 23 oktober 2003 veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar (hierna: de Franse straf).
Cour d’Appel d’Orléansvan 24 oktober 2011 (hierna: het arrest van 24 oktober 2011). [eiser] heeft cassatieberoep tegen dit arrest ingesteld.
1. Het vóór 5 december 2011 ontvangen verzoek wordt verder volgens de bestaande rechtsinstrumenten betreffende de overbrenging van gevonniste personen behandeld. Het na die datum ontvangen verzoek wordt behandeld volgens de voorschriften die de lidstaten op grond van dit kaderbesluit aannemen.
Deze wet is niet van toepassing op rechterlijke uitspraken als bedoeld in artikel 2:1 die voor 5 december 2011 onherroepelijk zijn geworden.” [1]
Cour de Cassationhet cassatieberoep van [eiser] verworpen, waardoor het arrest van 24 oktober 2011 onherroepelijk is geworden.
Uit het vorenstaande blijkt dat Nederland zich ertoe verbonden heeft de gevallen waarin het onherroepelijke vonnis voor 5 december 2011 is gegeven, af te doen op basis van de bestaande rechtsinstrumenten, ook indien het vonnis op of na 5 december 2011 onherroepelijk is geworden. Uit de stukken blijkt dat de veroordeelde op 24 oktober 2011 bij verstek is veroordeeld door het Cour d’Appel d’Orleans (Frankrijk). Dit arrest is op 17 oktober 2012 onherroepelijk geworden. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de door de raadsman bepleite visie inzake de toepasbaarheid van de WETVVS juist is. Een kaderbesluitconforme uitleg van art. 5:2, derde lid, WETVVS betekent dat in onderhavige zaak een eventuele overname van het Franse strafvonnis gebaseerd dient te worden op het Verdrag inzake overbrenging van gevonniste personen (VOGP) en op de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS). Het hof oordeelt daarom, dat een toetsing aan de criteria in de WETVVS niet past in het Europese stelsel van rechtsregels.
Per brief van heden heb ik de Franse autoriteiten bericht dat ik het verzoek afwijs. Ik verzoek hen, indien mogelijk, het verzoek tot overname van het strafvonnis op een ander verdrag te baseren. (…)”
vanwege de voortdurende onzekerheid en de grote wissel die dit trekt op[ [eiser] ]
en zijn gezin’.
Op grond van artikel 2 van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS) kan de tenuitvoerlegging van een buitenlandse rechterlijke beslissing alleen op basis van een verdrag geschieden. Aangezien Frankrijk geen partij is bij een verdrag wat voorziet in een mogelijkheid van vonnisoverdracht zie ik geen mogelijkheid om het Franse vonnis van uw cliënt in Nederland ten uitvoer te leggen.”
Ter behandeling van het verzoek om kennisneming is bij controle van de systemen gebleken dat uw cliënt, de heer [eiser] , (…) opnieuw door de Franse autoriteiten in het Schengen Informatie Systeem (SIS) is gesignaleerd. Het betreft een signalering met het oog op aanhouding ter fine van de overlevering of uitlevering ex artikel 26 van het Besluit 2007/533/JBZ van de Raad (voorheen artikel 95 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst). De signalering is echter wederom op verzoek van de Nederlandse autoriteiten voor Nederland ex artikel 25 van het Besluit 2007/533/JBZ van de Raad gemarkeerd. Dat wil zeggen dat in Nederland geen andere uitvoering aan de signalering kan worden gegeven dan dat naar de verblijfplaats van uw cliënt kan worden gevraagd. Een andere actie is op basis van deze signalering in Nederland niet mogelijk. Zou uw cliënt in een van de andere Schengenlanden worden gecontroleerd, dan volgt zeer zeker aanhouding en uitlevering dan wel overlevering aan Frankrijk.”
Van Vemde [4] heeft het Hof van Justitie van de EU (hierna: HvJ EU) als volgt voor recht verklaard:
Artikel 28, lid 2, eerste volzin[Kaderbesluit]
dient aldus te worden uitgelegd dat het slechts ziet op vonnissen die onherroepelijk zijn geworden vóór de door de betrokken lidstaat aangegeven datum.”
The attached certificate, issued on april, 2nd, 2014 (…) is still valid and you can proceed your procedure with it.”
AANGETEKEND VERZONDEN
.[Uitleg bij de WETS, rechtbank]
Het bijgevoegde informatieblad geeft u meer informatie over de procedure en behandeling van het verzoek (…).
In your letter of 9 April 2014 you requested an enforcement of a sentence concerning[ [eiser] ]
and informed me that (…) the sentence could be transferred to the Netherlands according to the Framework Decision 2008/909/JHA.
3.Het geschil
primairdat de Staat, door tegen hem een tweede WETS-procedure in te leiden, in strijd heeft gehandeld met enerzijds het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel en anderzijds het zorgvuldigheids- en evenredigheidsbeginsel;
subsidiairdat de Staat, door tweemaal op één en hetzelfde overnameverzoek te beslissen, in strijd heeft gehandeld met de WETS en het Kaderbesluit; en
meer subsidiairdat de totstandkoming van het besluit van de minister van 10 mei 2019 onrechtmatig is wegens strijd met artikel 2:9 WETS, het recht op behoorlijk bestuur zoals neergelegd in artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de EU (hierna: EU-handvest), en het recht op een eerlijk proces en een effectief rechtsmiddel zoals neergelegd in artikel 47 EU-handvest.
4.De beoordeling
Van Vemdevan begin 2017. Dit geldt ook te meer omdat er vijf jaar waren verstreken tussen 2014 en 2019, en bijna twee jaar tussen het arrest
Van Vemdeen de Nederlandse vraag aan Frankrijk of het nog steeds wenste dat Nederland de straf zou overnemen, aldus nog steeds [eiser] .
Van Vemdeen de Nederlandse vraag of Frankrijk zijn straf nog steeds overgenomen wilde zien kan geen afbreuk doen aan de plicht om die straf zo mogelijk over te nemen. Ten slotte is het niet zo dat Nederland de gevolgen van een eerder gemaakte fout ten onrechte op [eiser] afwentelt: door die fout (en doordat hij in de betrokken periode in de EU binnen Nederland is gebleven) heeft [eiser] een tijd zijn straf kunnen ontlopen, maar hij heeft geen in rechte te eerbiedigen belang bij dat ontlopen en Nederland kon de gevolgen van die fout daarom herstellen door hem die straf alsnog te laten ondergaan.
Van Vemdedat hij in 2014 een fout had gemaakt; (iv) Frankrijk heeft ook na dat arrest niet gevraagd om tenuitvoerlegging; (v) er waren in 2018 vier jaar verstreken sinds 2014 en in die vier jaar heeft [eiser] zijn leven volledig opgepakt; en (vi) [eiser] vormde geen gevaar voor de openbare orde, is in Nederland nooit in aanraking gekomen met Justitie en leverde een grote bijdrage aan de samenleving. Niet is gebleken dat de minister bij zijn besluit om in contact te treden met Frankrijk de Franse belangen bij tenuitvoerlegging heeft afgewogen tegen die van [eiser] , mede om te beoordelen of de gevolgen van dat besluit niet onevenredig zouden zijn in verhouding tot het daarmee gediende doel, aldus nog steeds [eiser] .
Van Vemdehad begrepen dat hij in 2014 een fout had gemaakt, de plicht had te bezien hoe hij de Franse straf alsnog ten uitvoer kon leggen. Dat laatste heeft hij gedaan door, in overeenstemming met artikel 4 lid 5 Kaderbesluit en artikel 2:6 WETS, contact op te nemen met Frankrijk. De door [eiser] ingeroepen stukken van de penitentiaire kamer en de minister uit 2014 maken om de hiervoor onder 4.7 genoemde redenen niet dat de minister na een belangenafweging en een evenredigheidstoets had moeten afzien van het aan Frankrijk voorleggen van de vraag of het nog steeds wenste dat de Franse straf ten uitvoer zou worden gelegd. Hetzelfde geldt voor de in de vorige alinea onder (i) tot en met (vi) genoemde omstandigheden, omdat het stelsel van Kaderbesluit en WETS niet voorziet in de mogelijkheid, voor de minister, om omstandigheden zoals deze in aanmerking te nemen bij zijn besluit om een strafvonnis uit een andere lidstaat te erkennen en ten uitvoer te leggen als ware het een vonnis van de Nederlandse strafrechter.
definitiefbesluit moet nemen met betrekking tot de erkenning en tenuitvoerlegging van dat vonnis en ook lid 3 van dat artikel het in verband met dat besluit heeft over een definitief besluit. [eiser] wijst ook op overweging 22 van de considerans en op de artikelen 15 lid 1 (overbrenging) en 21 aanhef en onder c) (berichtgeving aan de verzoekende lidstaat) Kaderbesluit, die dat besluit eveneens aanduiden als “definitief”. Met zijn brief aan Frankrijk van 25 augustus 2014, met afschrift van dezelfde dag aan [eiser] , heeft de minister een dergelijk definitief besluit genomen met betrekking tot het Franse verzoek en het daarbij gevoegde certificaat van 2 april 2014. Bovendien heeft de termijn van 90 dagen van artikel 12 lid 2 Kaderbesluit tot gevolg dat de minister een dergelijk besluit niet pas na 4,5 jaar kan nemen, aldus nog steeds [eiser] .
Ministerie van Justitie en Veiligheid” en onder andere, achter het gestempelde woord “
Verzonden”, de handgeschreven datum “
31/10/18”, gevolgd door een paraaf. De Staat heeft daarnaast een versie van diezelfde kennisgeving in de procedure gebracht met daaraan gehecht het afschrift van een enveloppe met de adresgegevens van de minister en, voor zover relevant, de vermeldingen: “
R Aangetekend”, “
RETOUR AFZENDER”, en “
Reden (…) Niet afgehaald (…) 20-11-2018 11:34”, een etiket met de vermelding “
postnl Pakketten Datum 1-11” en een tweede etiket met het adres van een Primera-vestiging in Haarlem. De Staat licht toe dat hieruit blijkt dat de minister de kennisgeving op 31 oktober 2018 aangetekend heeft verstuurd naar het BRP-adres van [eiser] , dat die kennisgeving daar niet in ontvangst is genomen en dat PostNL daarna haar normale werkwijze voor niet in ontvangst genomen aangetekende zendingen heeft gevolgd. Deze werkwijze houdt in dat de kennisgeving eerst veertien dagen bij het dichtstbijzijnde ophaalpunt van PostNL kan worden opgehaald en daarna, als dat niet gebeurt, retour wordt gezonden naar de minister.