ECLI:NL:HR:2012:BY4289

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/03277 W
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzuim in aftrek van detentietijd bij overname van tenuitvoerlegging van strafvonnissen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 december 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de Rechtbank Maastricht. De zaak betreft een verzoek van de Bondsrepubliek Duitsland tot overname van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing tegen een veroordeelde, geboren in 1964. De veroordeelde had in Nederland in overleveringsdetentie doorgebracht en was op basis van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS) van zijn vrijheid beroofd. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de Rechtbank verzuimd heeft te bevelen dat de tijd die de veroordeelde in Nederland in overleveringsdetentie heeft doorgebracht, in mindering moet worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd dat de bestreden uitspraak vernietigd moest worden, maar alleen voor de onderdelen waarin de verkeerde verdragsbepalingen waren toegepast. De Hoge Raad heeft dit verzuim hersteld en bepaald dat de tijd die de veroordeelde in overleveringsdetentie en in hechtenis heeft doorgebracht, in mindering moet worden gebracht op de opgelegde straf. Het beroep is voor het overige verworpen. De zaak benadrukt het belang van correcte toepassing van verdragsbepalingen in het kader van de WOTS en de noodzaak om detentietijd correct te verrekenen bij de tenuitvoerlegging van strafvonnissen.

Uitspraak

18 december 2012
Strafkamer
nr. S 12/03277 W
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank Maastricht van 20 juni 2012, nummer 03/704204-12, omtrent een verzoek van de Bondsrepubliek Duitsland tot overname van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing tegen:
[Veroordeelde], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964.
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de veroordeelde. Namens deze heeft mr. E.E.W.J. Maessen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen, maar uitsluitend voor zover
- daarin de art. 3, 5, 8 en 21 Verdrag tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen inzake de tenuitvoerlegging van buitenlandse strafvonnissen als toepasselijke verdragsbepalingen zijn vermeld, en
- de Rechtbank heeft verzuimd te bevelen dat bij de uitvoering van de opgelegde straf de tijd die de veroordeelde in Nederland in overleveringsdetentie en in hechtenis heeft doorgebracht in mindering zal worden gebracht,
en dat de Hoge Raad de art. 2, 3, 6, 9 en 11 Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen als toepasselijke verdragsbepalingen zal vermelden en zal bevelen dat ook de in Nederland in overleveringsdetentie en in hechtenis doorgebrachte tijd in mindering wordt gebracht op de opgelegde gevangenisstraf, en dat de Hoge Raad het beroep voor het overige zal verwerpen.
1.2. Van de raadsman is op 27 november 2012 een akte intrekking van 26 november 2012 binnengekomen inhoudende dat het cassatieberoep wordt ingetrokken. De Hoge Raad zal hieraan voorbijgaan nu het beroep is ingetrokken nadat de Advocaat-Generaal ter terechtzitting van 20 november 2012 zijn conclusie had genomen en derhalve na de aanvang van de behandeling van het beroep als bedoeld in art. 453 Sv (vgl. art. III aanhef en sub d van het Procesreglement van de strafkamer van de Hoge Raad, Stcrt. 2008, 147).
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt onder meer dat de Rechtbank heeft verzuimd te bevelen dat bij de tenuitvoerlegging van de aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf de tijd die hij in Nederland in overleveringsdetentie heeft doorgebracht en de tijd die hij uit hoofde van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (hierna: WOTS) van zijn vrijheid is beroofd geweest, in mindering zal worden gebracht.
2.2. Deze klacht is gegrond. De Hoge Raad zal het verzuim herstellen. Gelet ook op hetgeen in de conclusie van de Advocaat-Generaal, in het bijzonder onder 9 en 11, is vermeld, neemt de Hoge Raad daarbij in aanmerking dat het in art. 2 WOTS bedoelde verdrag krachtens welk de buitenlandse rechterlijke beslissing in Nederland kan worden tenuitvoergelegd, niet is het door de Rechtbank van toepassing geachte Verdrag tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen inzake de tenuitvoerlegging van buitenlandse strafvonnissen (Trb. 1992, 39), maar het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen van 21 maart 1983 (Trb. 1983, 74).
2.3. Voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend voor zover de Rechtbank heeft verzuimd te bevelen dat de door de veroordeelde als gevolg van het Duitse overleveringsverzoek in Nederland in overleveringsdetentie doorgebrachte tijd alsmede de tijd die hij uit hoofde van de WOTS van zijn vrijheid is beroofd geweest bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
beveelt dat op de opgelegde gevangenisstraf - naast de reeds in mindering gebrachte tijd die de veroordeelde in Duitsland van zijn vrijheid is beroofd geweest ter uitvoering van de hem aldaar opgelegde sanctie en met het oog op zijn overbrenging naar Nederland - in mindering zal worden gebracht de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de bestreden uitspraak in Nederland in overleveringsdetentie heeft doorgebracht en de tijd die hij uit hoofde van de WOTS van zijn vrijheid is beroofd geweest;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 18 december 2012.