Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Voorgeschiedenis
Eiser hoort tot de Koerdische bevolkingsgroep. Hij was van 1990 tot 1998 of 1999 actief voor de Hezbollah, hoewel hij in 1997 reeds afstand begon te nemen van deze beweging. Zijn activiteiten bestonden uit het zorgen voor de schoonmaak en het onderhoud van een viertal moskeeën, het verzorgen van koranlessen voor kinderen en het bijwonen van vergaderingen en bijeenkomsten. Bij een inval in een woning van een cel van Hezbollah in 2000 kwam de politie de naam van eiser tegen en sindsdien werd hij gezocht. Eiser verhuisde daarom naar [plaats 1] .
Begin 2001 werd een hoofd van de politie in [plaats 2] vermoord. Toen eiser op 27 juni 2001 in [plaats 2] was, werd hij door de politie herkend en gearresteerd op verdenking van betrokkenheid bij die moord. Toen eiser kon aantonen dat hij op de dag van de moord niet in [plaats 2] was, liet de officier van justitie de aanklacht vallen. De tenlastelegging werd veranderd in betrokkenheid bij aanslagen door Hezbollah op diverse mensen. Eiser ontkende dat hij aanslagen heeft gepleegd. Eiser bleef echter gedetineerd en deed in 2004 een beroep op een amnestieregeling. Om daarvoor in aanmerking te komen, moest eiser de tenlastegelegde feiten eerst bekennen. In 2006 werd eiser in vrijheid gesteld.
Kort na zijn vrijlating ging eiser in [plaats 3] wonen en hij vond daarna in [plaats 1] een baan als boekhouder. In de jaren 2006-2009 zijn tweemaal agenten bij eiser aan de deur geweest die hem geld aanboden om samen te werken met de autoriteiten. Eiser weigerde de samenwerking niet, maar ging er ook niet op in. Omstreeks 28 september 2009 hoorde eiser via zijn advocaat dat de officier van justitie, die eerder strafvermindering dan wel amnestie had bepleit, in zijn zaak levenslang eiste. Tot 14 november 2009 verbleef eiser in zijn eigen huis, daarna besloot hij Turkije te verlaten. Eiser is uiteindelijk op 11 november 2010 door de Vierde Rechtbank voor zware strafzaken in [plaats 2] veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Het hiertegen ingestelde hoger beroep is in 2011 door de Hoge Raad van Turkije afgewezen. Eiser heeft daarna een klacht ingediend bij het EHRM. [5]
Ook is bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten en is hem een inreisverbod opgelegd voor de duur van tien jaar. Het beroep tegen dit besluit heeft deze rechtbank en zittingsplaats bij uitspraak van 1 mei 2014 [7] ongegrond verklaard. De Afdeling heeft het door eiser hiertegen ingestelde hoger beroep bij uitspraak van 6 november 2014 [8] ongegrond verklaard. Het besluit van 20 juni 2012 staat dus vast.
Op 7 december 2018 heeft eiser de rapportage van het iMMO (hierna: het iMMO-rapport) overgelegd. Op 12 december 2018 heeft verweerder het besluit van 9 april 2018 ingetrokken, waarop eiser het door hem ingestelde beroep heeft ingetrokken.
In de uitspaken van de Afdeling van 2 december 2014 [13] en 15 oktober 2018 [14] , is overwogen dat de algemene ambtsberichten van februari 2012 en juli 2013 over Turkije niet het standpunt kunnen dragen dat strafrechtelijk veroordeelde leden van de Turkse Hezbollah die nog een gevangenisstraf in Turkije moeten uitzitten, geen reëel risico lopen op een dergelijke schending. Daarom vindt verweerder het nu aannemelijk dat eiser bij terugkeer een schending van artikel 3 van het EVRM te wachten staat. Eiser komt echter niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel, omdat artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag op hem van toepassing is. Hierdoor ontstaat de situatie waarin eiser niet in aanmerking komt voor toelating, maar geen gebruik zal worden gemaakt van de bevoegdheid tot uitzetting naar zijn land van herkomst. Eiser bevindt zich nog niet gedurende tien jaar in de situatie dat hij wegens schending van artikel 3 van het EVRM niet kan worden uitgezet, zodat zijn asielaanvraag wordt afgewezen. Eiser dient Nederland volgens verweerder wel onmiddellijk te verlaten.
Het geschil na terugwijzing
en daarbij behorende vermijding als verdedigingsmechanisme(cursivering rechtbank). Het valt dan ook niet uit te sluiten dat het niet verklaren over de martelingen kan worden geduid als uiting van het vermijden van het onderwerp, waarbij eiser meende dat het verhaal al sterk genoeg was en hij dacht al voldoende bewijs te hebben overgelegd, zodat het in zijn visie ook niet nodig was om erover te verklaren. Verweerder heeft zich hier geen rekenschap van gegeven. Verder zijn naar het oordeel van de rechtbank juist de verklaringen van eiser dat hij liever niet over de martelingen wilde praten, dat hij bang was dat zijn vrouw en kinderen met de verklaringen bekend zouden raken en dat de tolk bij het nader gehoor van Turkse origine was en hij daarom bang was dat binnen de Turkse gemeenschap erover zou worden gepraat [18] uitingen van de gestelde schaamte. Verweerder heeft zich ook hiervan onvoldoende rekenschap gegeven. Ook in het verweerschrift heeft verweerder een en ander niet gemotiveerd weerlegd, maar vooral verwezen naar het standpunt in het bestreden besluit.
(de rechtbank neemt aan: de politie)hem zullen helpen als hij de beschuldigingen aanvaardt en dat eiser vanwege het feit dat hij bang is om te worden gedood terwijl hij zich in verzekering bevindt en vanwege een aantal zaken waarmee druk op hem wordt uitgeoefend, de beschuldigingen heeft aanvaard. Verder blijkt uit de verklaring dat eiser bij de rechtbank,
“waar hij denkt van alle bedreigingen en druk van de politie te zijn verlost”de beschuldigingen afwijst. Hoewel uit dit document niet zonder meer blijkt dat eiser is gemarteld en daarom heeft bekend, volgt hieruit wel dat sprake is geweest van dwang en de angst van eiser om te worden gedood en het verband hiertussen en het afleggen van een bekentenis.