ECLI:NL:RBDHA:2021:14821

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5938
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet tijdig beroep tegen besluit omgevingsvergunning; ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 17 december 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag. Eiseres, een bakkerij, had op 29 augustus 2019 beroep ingesteld tegen een besluit van 28 juni 2019, waarin haar omgevingsvergunning was geweigerd. Eiseres stelde dat zij het besluit niet had ontvangen, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat het besluit op de geregistreerde verzenddatum was verzonden. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verzendadministratie van verweerder en de omstandigheden rondom de communicatie tussen eiseres en verweerder. Eiseres had herhaaldelijk contact opgenomen met verweerder over het bestreden besluit, maar de rechtbank concludeerde dat dit niet voldoende was om aan te nemen dat het besluit niet was ontvangen. De rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat eiseres het beroep ruim buiten de wettelijk voorgeschreven termijn van zes weken had ingesteld. De rechtbank benadrukte de rechtszekerheid van de derde-partij en vond geen aanleiding om van de vaste rechtspraak af te wijken. De uitspraak werd gedaan door mr. D.R. van der Meer, in aanwezigheid van griffier mr. J.P.G. van Egeraat.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/5938

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2021 in de zaak tussen

Bakkerij [eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. Z.M. Nasir),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Regenboog).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: [derde-partij] , te [woonplaats] .

Procesverloop

In het besluit van 7 december 2018 (primair besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning aan eiseres verleend.
In het besluit van 28 juni 2019 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van derde-partij tegen het primaire besluit gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en beslist dat de omgevingsvergunning wordt geweigerd.
Eiseres heeft op 29 augustus 2019 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een zienswijze over de tijdigheid van het beroep ingebracht.
De derde-partij heeft een zienswijze ingebracht.
Eiseres en verweerder hebben desgevraagd aanvullende reacties ingebracht.
De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2021 op zitting behandeld. Namens eiseres is verschenen [A] , bijgestaan door haar gemachtigde
.Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De derde-partij is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Eiseres heeft op 21 september 2018 een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend. In het primaire besluit heeft verweerder een omgevingsvergunning aan eiseres verleend voor het veranderen van een woning en winkel aan de [adres 1] [huisnummer 1] en [huisnummer 2] en de [adres 2] [huisnummer 3] te [plaats] naar een winkel en het vergroten van een aanbouw.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van de derde-partij tegen het primaire besluit gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en beslist dat de omgevingsvergunning wordt geweigerd. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering die het verlenen van de omgevingsvergunning in de weg staat.
3. Eiseres heeft op 29 augustus 2019 beroep ingesteld. Eiseres heeft betoogd dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bestreden besluit op 28 juni 2019 is verzonden. Zo is niet gebleken of sprake is van een deugdelijke verzendadministratie. Eiseres verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 30 juni 2020. [1] Voor zover het op de weg van eiseres ligt om het vermoeden van ontvangst te ontzenuwen, stelt eiseres dat zij tot twee keer toe telefonisch contact heeft gezocht met verweerder om te vragen wanneer hij het bestreden besluit kon verwachten. Eiseres heeft eerst op 2 mei 2019 telefonisch contact opgenomen met verweerder, waar haar is verteld dat het nog wel even zou duren voordat het besluit werd genomen en dat het niet nodig was om telkens te bellen; eiseres zou het besluit vanzelf per post ontvangen. Eiseres heeft toen gevraagd of het bestreden besluit te zijner tijd per e-mail kon worden toegestuurd, hetgeen niet mogelijk bleek te zijn. Op 22 augustus 2019 heeft eiseres nogmaals telefonisch bij verweerder nagevraagd wanneer zij het bestreden besluit kon verwachten. Eiseres heeft eerst tijdens dit gesprek vernomen dat het bestreden besluit reeds was genomen en verzonden. Toen eiseres aangaf het besluit niet te hebben ontvangen, heeft verweerder het besluit alsnog verzonden. Eiseres heeft het besluit op 24 augustus 2019 ontvangen. Om voornoemde redenen moet de ontvangst van het besluit worden betwijfeld. Eiseres zou immers niet herhaaldelijk – en uit eigen beweging – bellen met verweerder om navraag te doen waar het bestreden besluit blijft, als zij dit besluit reeds zou hebben ontvangen.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken.
Deze termijn vangt ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Op grond van artikel 6:9, tweede lid van de Awb is een beroepschrift bij verzending per post tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn per post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
In artikel 6:11 van de Awb is bepaald dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift de niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijft, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) is het, indien de geadresseerde stelt dat hij een niet aangetekend verzonden besluit niet heeft ontvangen, in beginsel aan het bestuursorgaan om aannemelijk te maken dat het besluit wel en correct is verzonden. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd, rechtvaardigt het vermoeden van ontvangst van het besluit op dat adres. Dit brengt mee dat het bestuursorgaan in eerste instantie kan volstaan met het aannemelijk maken van verzending naar het juiste adres. Daartoe is in ieder geval vereist dat het besluit is voorzien van de juiste adressering en een verzenddatum en dat er sprake is van een deugdelijke verzendadministratie. Voorts dient niet gebleken te zijn van recente problemen bij de verzending van poststukken. Indien het bestuursorgaan de verzending van het besluit aannemelijk heeft gemaakt, ligt het vervolgens op de weg van de geadresseerde om het vermoeden van ontvangst te ontzenuwen. Hiertoe is niet vereist dat de geadresseerde aannemelijk maakt dat het besluit niet op zijn adres is ontvangen; voldoende is dat ontvangst op grond van hetgeen hij aanvoert redelijkerwijs kan worden betwijfeld. [2]
4.3.
Eiseres heeft niet betwist dat het bestreden besluit van de juiste adressering en een verzenddatum is voorzien. Evenmin is gebleken van recente problemen bij de verzending van poststukken. Met betrekking tot de vraag of sprake is van een deugdelijke verzendadministratie overweegt de rechtbank het volgende. Volgens het door verweerder overgelegde verzendprotocol beslissingen op bezwaar van de Afdeling Juridische Zaken van de gemeente Den Haag wordt een besluit op bezwaar in Octopus aangemaakt en door een administratief medewerker geprint, waarna het besluit met het dossier ter ondertekening aan de gemandateerde wordt aangeboden. Na ondertekening worden het besluit en dossier geretourneerd aan de administratief medewerker, die achtereenvolgens en zonder onderbreking een verzenddatumstempel op het besluit aanbrengt, het besluit scant en in het systeem Octopus plaatst, een kopie van het besluit in het dossier voegt, het besluit in een envelop doet en deze envelop aanbiedt aan de post ter verzending op diezelfde dag. Indien de post die dag niet meer wordt verzonden, wordt het getekende en gestempelde besluit op bezwaar vernietigd en worden de stappen opnieuw doorlopen. Uit de door verweerder overgelegde schermafdruk van het systeem Octopus blijkt dat 28 juni 2019 als verzenddatum van het bestreden besluit is vermeld. Deze datum komt overeen met de op het bestreden besluit vermelde verzenddatum. Volgens rechtspraak van de Afdeling is met een schermafdruk van het systeem Octopus en het bijbehorende verzendprotocol voldoende aannemelijk gemaakt dat het besluit daadwerkelijk op de geregistreerde verzenddatum is verzonden. [3] De rechtbank ziet geen grond om daar in dit geval anders over te oordelen.
4.4.
Eiseres heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat uit de schermafdruk die zich in het dossier bevindt niet duidelijk volgt of eiseres als aanvrager of betrokkene dient te worden aangemerkt en of het besluit dus naar haar is verzonden. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat de derde-partij als bezwaarde en eiseres als aanvrager (van de omgevingsvergunning) is aangemerkt. Voldoende aannemelijk is dan ook dat het bestreden besluit naar zowel de derde-partij als eiseres is verzonden.
4.5.
Eiseres heeft ter zitting telefoonuitdraaien overgelegd, waaruit volgt dat op 2 mei 2019 en 22 augustus 2019 telefonisch contact is opgenomen met verweerder. De rechtbank stelt vast dat de telefoonuitdraaien op naam van een autorijschool staan. [A] heeft ter zitting gesteld dat hij naast de bakkerij een autorijschool heeft en met een zakelijk telefoonnummer op naam van de rijschool heeft gebeld. De rechtbank is van oordeel dat met deze telefoonuitdraaien onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de telefoongesprekken over het bestreden besluit gingen.
4.6.
De rechtbank realiseert zich dat haar oordeel, gebaseerd op vaste rechtspraak van de Afdeling, een formeel karakter heeft. De rechtbank acht bij haar beslissing echter de rechtszekerheid van de derde-partij dermate van belang dat zij in deze zaak geen aanleiding ziet van deze vaste rechtspraak af te wijken. Eiseres heeft immers pas op 29 augustus 2019, ruim buiten de wettelijk voorgeschreven termijn van zes weken, beroep ingesteld. Het is de rechtbank, gelet op hetgeen in 4.3 tot en met 4.5 is overwogen, niet gebleken dat dit eiseres niet te verwijten zou zijn.
5. Eiseres heeft ter zitting betoogd dat de derde-partij niet tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit van 7 december 2018. De rechtbank stelt vast dat uit de gedingstukken blijkt dat het digitale bezwaarschrift op 31 december 2018 is ontvangen. De papieren versie van het bezwaarschrift is vervolgens op 7 januari 2019 van een stempel van verweerder voorzien. Voor zover eiseres heeft aangevoerd dat het digitaal gemaakte bezwaar niet geldig is, is de papieren versie van het bezwaar binnen zes weken na het primaire besluit ontvangen. De derde-partij heeft dus tijdig bezwaar gemaakt. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Gelet op het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P.G. van Egeraat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 december 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 14 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:6550.
3.Zie de uitspraken van 26 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2795, en 16 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3883.