In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 17 december 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag. Eiseres, een bakkerij, had op 29 augustus 2019 beroep ingesteld tegen een besluit van 28 juni 2019, waarin haar omgevingsvergunning was geweigerd. Eiseres stelde dat zij het besluit niet had ontvangen, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat het besluit op de geregistreerde verzenddatum was verzonden. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verzendadministratie van verweerder en de omstandigheden rondom de communicatie tussen eiseres en verweerder. Eiseres had herhaaldelijk contact opgenomen met verweerder over het bestreden besluit, maar de rechtbank concludeerde dat dit niet voldoende was om aan te nemen dat het besluit niet was ontvangen. De rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat eiseres het beroep ruim buiten de wettelijk voorgeschreven termijn van zes weken had ingesteld. De rechtbank benadrukte de rechtszekerheid van de derde-partij en vond geen aanleiding om van de vaste rechtspraak af te wijken. De uitspraak werd gedaan door mr. D.R. van der Meer, in aanwezigheid van griffier mr. J.P.G. van Egeraat.