ECLI:NL:RBDHA:2021:14245

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
22 december 2021
Zaaknummer
NL 21.17448
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en opvangsituatie van Syrische echtgenoten in Cyprus

In deze zaak hebben eisers, een Syrisch echtpaar, beroep ingesteld tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hun aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling heeft genomen op grond van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de beroepen op 2 december 2021 behandeld, waarbij eisers zijn bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelt dat de situatie in Cyprus zorgelijk is en dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd dat eisers daar adequate opvang zullen krijgen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en rapporten die de problematische opvangsituatie op Cyprus beschrijven. De rechtbank concludeert dat de beroepen gegrond zijn en vernietigt de bestreden besluiten. Verweerder moet binnen zes weken nieuwe besluiten nemen op de aanvragen van eisers, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.496,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.17448 en NL21.17450

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] , eiser

[V-Nummer 1]
[eiseres], eiseres,
[V-Nummer 2]
hierna gezamenlijk te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. A. Khalaf),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. I.E. Lemmers).

Procesverloop

Bij besluiten van 5 november 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvraag van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Cyprus verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de beroepen op 2 december 2021 op zitting via CMS behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen K. Zahweh. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers hebben de Syrische nationaliteit en zijn met elkaar gehuwd. Eiser is geboren op [geboortedatum 1] 1994 en eiseres is geboren op [geboortedatum 2] 1997.
Bestreden besluiten
2. Verweerder heeft de bestreden besluiten gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daarin staat dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Uit de verklaringen van eisers en de uitreisstempel van Cyprus in hun paspoort is gebleken dat eisers de buitengrens van de lidstaten via Cyprus illegaal zijn ingereisd. Daarom heeft Nederland bij Cyprus een verzoek om overname gedaan. De autoriteiten van Cyprus hebben middels een claimakkoord bevestigd dat zij de asielaanvraag van eisers zullen behandelen. Verweerder heeft in de bestreden besluiten gemotiveerd dat de door eisers overgelegde informatie van Vluchtelingenwerk Nederland van 1 september 2021, met onderliggend een aantal bijlagen waaronder de update van het AIDA-rapport 2020 over Cyprus van 12 april 2021, niet maakt dat ten aanzien van Cyprus niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. Verweerder heeft daarbij gewezen op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 9 februari 2021 [1] , waarin onder meer is geoordeeld dat het AIDA-rapport van maart 2020 er niet toe leidt dat ten aanzien van Cyprus niet meer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat rapport en de meest recente update uit april 2021, die eisers in deze zaak hebben overgelegd, lijken qua aard en inhoud op elkaar.
Gronden eisers
3. Eisers voeren aan dat zij in de Nederlandse asielprocedure opgenomen moeten worden, omdat zij vrezen dat zij in Cyprus in inhumane levensomstandigheden terecht zullen komen. Ten aanzien van Cyprus kan niet meer worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Ter onderbouwing van hun betoog verwijzen eisers naar informatie van Vluchtelingenwerk Nederland van 1 september 2021 en van 12 november 2021 en de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 31 maart 2021 [2] . Volgens eisers is deze uitspraak ook van toepassing op hen; eisers kunnen evenmin terecht in de hoofdopvanglocatie Kofinou en de noodopvang Pournara is overvol. Uit de in de AIDA-update genoemde email van 11 november 2021 van ELENA volgt dat de opvangcapaciteit nog meer onder druk is komen te staan door een significante toename van asielzoekers sinds september 2021, waardoor minimum voorzieningen niet kunnen worden verstrekt.
Oordeel rechtbank
4.1.
De Afdeling heeft laatstelijk in de eerdergenoemde uitspraak van 9 februari 2021 geoordeeld dat op basis van de toen bekende informatie ten opzichte van Cyprus nog van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht worden uitgegaan. Uit het interstatelijk vertrouwensbeginsel vloeit voort dat verweerder er in beginsel van uit mag gaan dat de autoriteiten van Cyprus zich houden aan hun internationale verplichtingen en dus aan eisers opvang zullen verlenen als zij aan Cyprus worden overgedragen. Bij dreigende schending van mensenrechten geldt het uitgangspunt dat daarover geklaagd kan worden bij de autoriteiten van Cyprus. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken als eisers aannemelijk maken dat het asiel- en opvangsysteem dusdanige tekortkomingen vertoont dat zij bij overdracht aan Cyprus een risico lopen op een behandeling strijdig met artikel 3 van het EVRM [3] en artikel 4 van het Handvest [4] .
4.2
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of eisers hierin zijn geslaagd. Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
5.1.
Uit de beschikbare informatie over Cyprus en de uitspraak van de Afdeling van 9 februari 2021 komt naar voren dat op Cyprus drie opties zijn voor opvang:
1. het opvangcentrum Kofinou (alleen voor gezinnen en alleenstaande vrouwen);
2. het noodopvangcentrum in Pournara;
3. de mogelijkheid om met een financiële bijdrage van de overheid zelf onderdak te regelen.
Op de zitting heeft de gemachtigde van verweerder desgevraagd naar voren gebracht dat uit het AIDA-rapport 2020 en de onderliggende stukken niet volgt dat eisers in het geval van terugkeer naar Cyprus niet opgevangen zullen worden in het opvangcentrum Kofinou.
5.2.
De rechtbank stelt voorop dat zij eerder [5] al heeft overwogen dat het beeld dat uit de AIDA-rapporten, de meest recente update van april 2021 daarvan en de informatie van VluchtelingenWerk naar voren komt, zorgelijk is en dat het dan ook temeer van belang is dat verweerder zich telkens van de actuele situatie in Cyprus blijft vergewissen. Hoewel het in deze eerdere uitspraak statushouders betrof, is de actuele situatie voor
Dublinterugkeerders net zo zorgelijk en geldt de vergewisplicht onverkort. Deze zittingsplaats was destijds van oordeel gelet op die informatie toen nog niet aannemelijk was gemaakt dat de situatie op Cyprus een artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest risico met zich bracht.
6.1.
Voor de beoordeling van deze beroepen acht de rechtbank het van belang om kort weer te geven welke informatie over de opvangvoorzieningen voor asielzoekers volgt uit de meest recente informatie van VluchtelingenWerk Nederland en de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 31 maart 2021 waarnaar eisers hebben verwezen.
6.2.
De uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 31 maart 2021 betrof een alleenstaande man. Hij behoorde dus niet tot de doelgroep van het opvangcentrum Kofinou. Die zittingsplaats heeft geoordeeld dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat de eiser in die uitspraak opvang zal krijgen in Pournara en dat hij daar niet in een vernederende of onmenselijke situatie terecht zal komen. Daarnaast heeft die zittingsplaats geoordeeld dat verweerder gelet op verschillende passages in het (destijds meest recente) AIDA-rapport van april 2020 onvoldoende heeft onderbouwd dat die eiser met een financiële bijdrage van de overheid zelf geschikte onderdak kan regelen.
6.3.
Bij de informatie van VluchtelingenWerk Nederland van 12 november 2021 is als bijlage een e-mailbericht van de ELENA-coördinator van Cyprus van 11 november 2021 gevoegd. De rechtbank constateert dat uit dat e-mailbericht - ten opzichte van het AIDA-rapport van april 2021 en de informatie van Vluchtelingenwerk Nederland van 1 september 2021 - nieuwe informatie volgt over de opvangvoorzieningen voor asielzoekers op Cyprus. Zo staat in dat e-mailbericht dat in september en oktober 2021 een grote toename in instroom is geweest op Cyprus en dat wat betreft de materiële opvangvoorzieningen voorheen al sprake was van krapte binnen de opvangfaciliteiten op Cyprus en dat deze situatie verder is verslechterd in september en oktober 2021. Asielzoekers worden niet voorzien van de minimumfaciliteiten.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat uit de door eisers nieuw ingebrachte informatie een ander, nog zorgelijker, beeld naar voren komt over de opvangvoorzieningen voor asielzoekers op Cyprus dan uit de informatie die verweerder heeft betrokken in de bestreden besluiten. Zoals de rechtbank al onder 5.2 heeft overwogen, was de situatie al zorgelijk op Cyprus en die situatie is sindsdien alleen maar verslechterd. Verweerder heeft gelet op de nieuw ingebrachte informatie van eisers onvoldoende onderbouwd dat eisers opvang zullen krijgen op Cyprus en dat zij daar niet in een vernederende of onmenselijke situatie terecht zullen komen. Van het noodopvangcentrum Pournara heeft zittingsplaats Haarlem al geoordeeld dat voldoende is onderbouwd dat dit opvangcentrum geen adequate opvang biedt. Daarnaast blijkt uit het recente e-mailbericht van de ELENA-coördinator dat in september en oktober 2021 een grote toename in instroom is geweest op Cyprus en dat de opvangfaciliteiten in september en oktober 2021 verder zijn verslechterd. Dit brengt met zich dat het opvangcentrum Kofinou nog meer onder druk zal komen te staan en dus, anders dan verweerder aanneemt, niet zonder meer aangenomen kan worden dat eisers in Kofinou opvang zullen krijgen. Tot slot blijkt uit informatie uit het AIDA-rapport dat de mogelijkheden om met een financiële bijdrage van de overheid zelf geschikte opvang in particuliere woonruimte te regelen ook zeer gering zijn. Door de combinatie van een strikt restrictief beleid ten aanzien van de financiële bijdrage van de overheid en sterke huurstijgingen is een zorgwekkend dakloosheidsprobleem ontstaan, aldus de brief van VluchtelingenWerk Nederland van 12 november 2021.
7.2.
De opvangfaciliteiten op Cyprus zijn al geruime tijd zorgwekkend. Uit de diverse AIDA-rapporten blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de Cypriotische autoriteiten onverschillig zijn, maar dat de opvangmogelijkheden op Cyprus ontoereikend zijn vanwege de grote toestroom van asielzoekers. Naar het oordeel van de rechtbank kan in dit specifieke geval dan ook niet van eisers worden gevraagd dat zij eerst klagen bij de autoriteiten van Cyprus over het gebrek aan adequate opvang.
Conclusie
8. De beroepen zijn gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden besluiten. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand te laten of zelf in de zaken te voorzien. Verweerder zal daarom binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten moeten nemen op de aanvragen met inachtneming van deze uitspraak. Verder veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het gezamenlijk beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eisers een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.S.H.M. Hussien, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Handvest van de Europese Unie.
5.In de uitspraak van deze rechtbank met dezelfde zittingsplaats van 2 november 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:12909).