1.3In het primaire besluit heeft verweerder besloten om eisers aanvraag voor bijzondere bijstand op grond van de Pw voor griffierecht van € 47,- toe te kennen en de eigen bijdrage voor rechtsbijstand van € 145,- af te wijzen, omdat de aanvraag te laat is ingediend. Aan dit besluit heeft verweerder artikel 6 van de Uitvoeringsregels bijzondere bijstand ISD Bollenstreek 2016 (de Uitvoeringsregels) en artikel 44 van de Pw ten grondslag gelegd.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit, conform het advies van de ambtelijke commissie bezwaarschriften ISD Bollenstreek van 3 maart 2020, gehandhaafd. Verweerder heeft hierin overwogen dat, nu eiser zijn aanvraag niet heeft ingediend binnen één maand nadat hij de beschikking van de RvR heeft ontvangen, eiser niet met succes een beroep kan doen op de uitzonderingsregel van artikel 6, tweede lid, van de Uitvoeringsregels. Verweerder ziet in de wet- en regelgeving verder geen aanknopingspunten voor toekenning van een aanvraag voor bijzondere bijstand die nog later (dan één maand nadat de kosten zijn gemaakt of duidelijk is geworden wat de kosten zijn die voor eigen rekening blijven) is ingediend, behoudens uitzonderlijke omstandigheden. Bijzondere omstandigheden heeft eiser niet aannemelijk gemaakt en daarvan is ook niet gebleken, aldus verweerder.
3. Eiser voert aan dat in de voor hem beschikbare informatie op geen enkele wijze staat vermeld dat de aanvraag binnen een maand moet zijn ingediend. Door dit in beleidsstukken te vermelden is dat niet aanstonds kenbaar uit de voor eiser beschikbare bronnen. Als het moment van aanvragen belangrijk is, dient dat volgens eiser duidelijk te zijn aangegeven op in de voor het publiek bestemde informatie. Eiser heeft zijn aanvraag bijzondere bijstand ingediend op het moment dat er voor hem een betalingsverplichting ontstond na ontvangst van de nota van zijn advocaat en in ieder geval ruim binnen de gestelde termijn van een maand. Dit is weliswaar niet helemaal in lijn met wat de beleidsregels daarover zeggen, maar wel volledig in lijn met wat daarover in de informatie voor aanvragers te vinden is. Verder voert eiser aan dat de toekennende beslissing van de RvR de reden is dat onduidelijkheid ontstaat over wanneer aangevraagd moet worden. De beleidsregel heeft het over het indienen van een aanvraag voordat de kosten zijn gemaakt of niet later dan een maand nadat de kosten zijn gemaakt. In de beslissing van de RvR die aan de belanghebbende wordt gestuurd staat dat eiser de eigen bijdrage aan zijn advocaat moet betalen en niet aan de Raad. Op dat moment zijn er nog geen kosten gemaakt, aldus eiser.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4. Artikel 35, eerste lid, van de Pw bepaalt dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
Ingevolge artikel 44, eerste lid, van de Pw wordt, indien door het college is vastgesteld dat recht op bijstand bestaat, de bijstand toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.
5. Gebleken is dat de Uitvoeringsregels op de website van de ISD Bollenstreek zijn gepubliceerd. Daarmee zijn de Uitvoeringsregels naar het oordeel van de rechtbank voor burgers en dus ook voor eiser voldoende kenbaar.