ECLI:NL:RBDHA:2021:13477

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
20/7055
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot politiegegevens en recht op afschriften onder de Wet politiegegevens

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 6 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de korpschef van politie over het recht op afschriften van politiegegevens. Eiser had verzocht om inzage in zijn volledige dossier en specifiek om afschriften van e-mails tussen de Woningbouwvereniging en de gemeente Den Haag, die relevant waren voor een geschil waarin hij verwikkeld was. De korpschef had het verzoek gedeeltelijk toegewezen, maar weigerde afschriften van de e-mails te verstrekken, met als argument dat deze onder de Wet politiegegevens (Wpg) vallen en dat er geen recht op verstrekking van documenten bestaat.

De rechtbank heeft de zaak behandeld via een beeldverbinding op 16 november 2021, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de Wpg een uitputtende regeling biedt voor de kennisneming van politiegegevens en dat eiser geen recht heeft op afschriften van documenten die Wpg-gegevens bevatten. De rechtbank volgde de uitleg van verweerder dat de Wpg geen recht op verstrekking van documenten biedt, ook al had eiser al kennisgenomen van de inhoud van de e-mails. De rechtbank concludeerde dat verweerder op juiste wijze had gehandeld door inzage te verlenen op het politiebureau, maar geen afschriften te verstrekken.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de Wpg en het belang van privacybescherming in de context van politiegegevens.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7055

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: F. el Khabazi),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.W.M.P. Dijkers).

Procesverloop

Bij besluit van 21 september 2020 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om kennis te nemen van politiegegevens gedeeltelijk toegewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 16 november 2021 door middel van een beeldverbinding (Skype) op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde (zijn zuster). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Verweerder heeft aan eiser op zijn verzoek gelegenheid geboden om van alle door eiser verzochte gegevens kennis te nemen op het politiebureau en eiser heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Deze zaak gaat alleen over de vraag of verweerder aan eiser afschriften van deze gegevens dient te verstrekken. Eiser wil met name afschriften ontvangen van tussen Woningbouwvereniging [vereniging] (hierna: [vereniging] ) en gemeente
Den Haag over hem verzonden e-mails (waarvan de politie een kopie heeft omdat de e-mails in “CC” aan de wijkagent zijn gemaild). Eiser heeft deze e-mails nodig om zijn bewijspositie in een geschil waarin hij met [vereniging] is verwikkeld te onderbouwen.
Wat ging aan deze zaak vooraf?
2. Eiser heeft bij brief van 18 maart 2020 verzocht om inzage van zijn volledige dossier bij verweerder. Verweerder heeft dit verzoek aangemerkt als een verzoek dat op grond van artikel 25 van de Wet politiegegevens (Wpg) is ingediend en heeft dit verzoek bij besluit van 15 april 2020 gedeeltelijk toegewezen, in de zin dat aan eiser alleen informatie wordt onthouden in het kader van het beschermen van de rechten en vrijheden van derden. Bij dit besluit is aan eiser een lijst verstrekt met de over hem bij verweerder geregistreerde politiegegevens. Eiser heeft bij brief van 19 mei 2020 aangegeven dat in deze lijst de communicatie over hem ontbreekt die heeft plaatsgevonden tussen een politieagent en [vereniging] . Verweerder heeft naar aanleiding hiervan een tweede zoekslag naar gegevens over eiser verricht en heeft e-mails gevonden waarop het verzoek van eiser betrekking heeft. Op 1 september 2020 heeft (de gemachtigde van) eiser inzage van deze e-mails gekregen op het politiebureau. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eiser, voor zover hier van belang, medegedeeld dat eiser naar aanleiding van zijn verzoek om kennisneming van politiegegevens, inzage is verleend op het politiebureau en hem daarbij geen document (wel bepaalde informatie uit de documenten) is onthouden. Verweerder heeft aan eiser de gewenste afschriften van deze documenten niet verstrekt.
Wat vinden eiser en verweerder in beroep?
3. Eiser vindt dat verweerder ten onrechte weigert hem afschriften van de voornoemde e-mails te verstrekken of hem in de gelegenheid te stellen foto’s van de e-mails te maken. Deze weigering berust niet op een wettelijke grondslag. Nu eiser (zijn gemachtigde) van de inhoud van de e-mails al kennis heeft genomen bij de inzage op het politiebureau en de e-mails voor eiser van groot belang zijn voor zijn bewijspositie in een geschil met [vereniging] , dient verweerder aan eiser de verzochte afschriften te verstrekken.
4. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5.1.
Verweerder heeft ter zitting uitgelegd dat de e-mails waarvan eiser een afschrift wil ontvangen gegevens bevatten die onder de reikwijdte van de Wpg vallen [1] . De rechtbank volgt verweerder in deze uitleg. Uit de rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat de Wpg een uitputtende regeling voor kennisneming van politiegegevens bevat [2] . Dit betekent dat op een verzoek om verstrekking van politiegegevens er geen plaats is voor toepassing van een ander wettelijk regime dan dat van de Wpg.
5.2.
Uit de deze rechtspraak volgt ook dat de Wpg geen recht op verstrekking van documenten geeft [3] . Eiser kan daarom niet in rechte afdwingen dat verweerder aan hem afschriften van e-mails die Wpg-gegevens bevatten verstrekt. Dat eiser de inhoud van de e-mails al kent en deze e-mails van groot belang voor zijn bewijsrechtelijke positie in een andere zaak zijn, maakt dit niet anders. Dit geldt ook voor de omstandigheid dat verweerder in andere zaken weleens uit coulance afschriften van documenten heeft verstrekt. Verweerder heeft hierbij uitgelegd dat verstrekking van documenten uit coulance niet voor de hand ligt in het geval het gaat om communicatie waarbij derden betrokken zijn, zoals in het geval van de e-mails tussen de gemeente en [vereniging] .
5.3.
Artikel 25 van de Wpg bevat ten aanzien van de verzoeker een recht op inzage in de ten aanzien van zijn persoon geregistreerde gegevens, zodat de verzoeker in staat wordt gesteld om onder meer in het belang van zijn privacy te controleren of deze gegevens correct zijn en niet onrechtmatig worden bewaard [4] . Het is aan verweerder om te bepalen of de gegevens bij de inzage schriftelijk of mondeling worden verstrekt [5] .
Niet in geschil is dat verweerder eiser (zijn gemachtigde) inzage heeft verleend in de voornoemde e-mails op het politiebureau, waarbij de gemachtigde van eiser aantekeningen heeft kunnen maken. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op deze manier het verzoek van eiser om kennisneming te krijgen in de verzochte gegevens in overeenstemming met het bepaalde in artikel 25, eerste lid, van de Wpg heeft afgedaan.
Voor het verstrekken van een afschrift van de verzochte e-mails heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien. Verweerder heeft zich ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het niet is toegestaan om foto’s van deze e-mails te maken, omdat anders feitelijk alsnog de politiegegevens schriftelijk worden verstrekt [6] . Het feit dat eiser in het kader van andere procedures op grond van andere wet- en regelgeving afschriften van de door hem gewenste documenten heeft ontvangen van het desbetreffende bestuursorgaan, is voor de beoordeling van zijn verzoek onder de Wpg niet relevant en kan in deze beroepsprocedure niet tot een ander oordeel leiden.
5.4.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat de beroepsgronden niet slagen.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 december 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Politiegegevens in de zin van artikel 1, aanhef en onder a, van de Wpg.
2.Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ECLI:NL:RVS:2020:807 (https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@120398/201904159-1-a3/) en ECLI:NL:RVS:2019:2750 (http://pi.rechtspraak.minjus.nl/deeplink/ecli?id=ECLI:NL:RVS:2019:2750).
3.Artikel 25 van de Wpg.
5.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2015:1779, r.o. 5.1.
6.Vergelijk ECLI:NL:RVS:2018:2964, r.o. 7.1.