ECLI:NL:RBDHA:2021:8324

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
NL21.10800 NL21.11766
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van Tunesische eisers in het licht van staatsgreep

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in de asielaanvragen van twee Tunesische eisers, die samen met hun minderjarige kinderen bescherming zochten in Nederland. De rechtbank oordeelde dat de eerdere besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de aanvragen als kennelijk ongegrond werden afgewezen, niet konden worden gehandhaafd. Dit oordeel was gebaseerd op de recente staatsgreep in Tunesië op 25 juli 2021, die de rechtbank als een significante wijziging in de situatie in het land beschouwde. De rechtbank stelde vast dat de staatssecretaris onvoldoende onderzoek had gedaan naar de gevolgen van deze staatsgreep en dat Tunesië niet langer als veilig land van herkomst kon worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde de beroepen gegrond en vernietigde de bestreden besluiten, waarbij de staatssecretaris werd opgedragen nieuwe besluiten te nemen in overeenstemming met deze uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de eisers, die op € 1.496,- werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van actuele informatie en een zorgvuldige herbeoordeling van de veiligheidssituatie in het land van herkomst van asielzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.10800 en NL21.11766

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [#] en

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [#] ,
mede namens hun minderjarige kinderen:
[kind 1] ,
V-nummer: [#]
[kind 2] ,
V-nummer: [#]
samen: eisers
(gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Chamkh).

ProcesverloopBij besluiten van 15 april 2021 heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel afgewezen als kennelijk ongegrond.

Op 26 mei 2021 heeft deze rechtbank en zittingsplaats de beroepen [1] hiertegen gegrond verklaard.
Verweerder heeft nieuwe besluiten (de bestreden besluiten) genomen op 2 juli 2021 en daarin de aanvragen van eisers wederom afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juli 2021. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en eiseres op [geboortedatum] . Beiden hebben de Tunesische nationaliteit.
1.1
Eisers hebben ter onderbouwing van hun aanvraag het volgende aangevoerd. Eisers hebben elkaar leren kennen in 2011. In 2016 heeft eiser bij de familie van eiseres om haar hand gevraagd. Dat verzoek werd geweigerd, omdat de ooms aan de moederskant van de familie van eiseres extremistisch zijn in hun geloof en eiser niet religieus genoeg was. Eisers hebben één maand samengeleefd en eiseres is zwanger geraakt. Eiseres werd vanwege haar zwangerschap ontvoerd door haar familie, zij is daarbij mishandeld waardoor de zwangerschap werd afgebroken. Twee dagen later werd ook eiser ontvoerd door de familie van eiseres en hij is mishandeld en gemarteld. Eiser werd na twintig dagen vrijgelaten. Vervolgens is eiser op 19 november 2016 in voorlopige hechtenis geplaatst vanwege twee valse getuigenissen van de oom van eiseres. Toen eiser in voorlopige hechtenis werd geplaatst is eiseres teruggekeerd naar haar ouderlijk huis in [plaats] , waar zij bij de eerste mogelijkheid vandaan is gevlucht. Eiseres heeft van november 2016 tot juli 2018 bij een vriendin of op verschillende adressen verbleven. Nadat eiser is vrijgelaten in mei 2018 zijn eisers weer gaan samenwonen. In augustus 2018 is eiseres weer zwanger geraakt. In de periode van mei 2018 tot het vertrek op 21 september 2018, hebben zich geen problemen voorgedaan met de familie van eiseres.
1.2
Verweerder heeft de aanvragen van eisers op 15 april 2021 afgewezen als kennelijk ongegrond omdat eisers afkomstig zijn uit een veilig land. Op 26 mei 2021 heeft deze rechtbank en zittingsplaats de beroepen hiertegen gegrond verklaard en geoordeeld dat de herbeoordeling van Tunesië als veilig land van herkomst door verweerder niet conform de Procedurerichtlijn [2] en het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) is gegaan.
2. Verweerder heeft in de bestreden besluiten de asielrelazen van eisers geloofwaardig geacht, maar hierin geen reden gezien om eisers een verblijfsvergunning te verlenen omdat eisers afkomstig zijn uit een veilig land en daarom worden geacht bescherming in te roepen van de nationale autoriteiten. Verweerder heeft daarbij gemotiveerd dat er een herbeoordeling is gemaakt waarbij gebruik is gemaakt van een veelheid aan relevante, actuele bronnen van gezaghebbende instanties:
- Amnesty International
- Bundesamt für Migration und Flüchtlinge (BAMF)
- Freedom House
- Human Rights Watch
- International Lesbian, Gay, Bisexual, Trans and Intersex Association (ILGA)
- Nawaat
- Reporters Sans Frontières - World Press Index
- Rule of Law Index
- US Department of State
Volgens verweerder zijn er geen relevante rapportages van het EASO, de UNHCR en de Raad van Europa die bruikbaar waren voor deze herbeoordeling.
3.
In beroep is allereerst verwezen naar de gewijzigde situatie in Tunesië. Eisers hebben een persbericht overgelegd waaruit blijkt dat er een presidentiële staatsgreep heeft plaatsgevonden waarbij het parlement buiten spel is gezet en de premier is weggestuurd. Ter zitting hebben eisers toegelicht dat op grond daarvan niet langer kan worden uitgegaan van het feit dat Tunesië als veilig land kan worden aangemerkt. Niet duidelijk is wat de risico’s zijn als eisers op dit moment naar hun land van herkomst moeten vertrekken. Verweerder kan daarom niet de besluiten handhaven zoals die er nu liggen.
4.1
Verweerder heeft in reactie daarop, na overleg, de rechtbank verzocht de zaak aan te houden om te bezien wat de staatsgreep voor de onderhavige procedure tot gevolg heeft. Verweerder wist voorafgaand aan deze zitting niet dat die wijziging in de situatie in Tunesië had plaatsgevonden. Verweerder verzoekt de rechtbank verweerder een termijn van een week te geven om te beoordelen of de bestreden besluiten moeten worden ingetrokken.
4.2
Eisers hebben in reactie daarop ter zitting aangevoerd dat over een week nog niet duidelijk zal zijn wat de situatie in Tunesië precies zal zijn. Nu niet in geschil is dat er een staatsgreep heeft plaatsgevonden, is er dan ook geen reden om het besluit niet meteen in te trekken. Indien verweerder daar nu niet op zitting toe overgaat, verzoeken eisers de rechtbank de beroepen gegrond te verklaren.
5. De rechtbank is van oordeel dat in het licht van de staatsgreep in Tunesië van 25 juli 2021 (die niet in geschil is en door meerdere persberichten en krantenartikelen wordt onderbouwd) verweerder niet zonder nader onderzoek en nadere motivering zijn standpunt dat Tunesië als veilig land kan worden aangemerkt kan handhaven. Nu de vaststelling dat Tunesië als veilig land moet worden aangemerkt in de bestreden besluiten ten grondslag is gelegd aan de kennelijk ongegrond verklaring van de asielaanvragen, betekent dit dat die besluiten niet als zodanig kunnen worden gehandhaafd. De beroepen zijn reeds daarom gegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding de beroepen aan te houden, of verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen, nu niet te verwachten is dat de situatie op korte termijn helemaal duidelijk zal worden en verweerder daar nader onderzoek naar zal moeten doen, waarvoor deze procedure met zeer korte termijnen zich niet leent.
6. Omdat de beroepen gegrond zijn veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eisers een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt verweerder op om nieuw besluiten te nemen met in achtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Putten, rechter, in aanwezigheid van mr.I.F. Moison, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.NL21.5973 en NL21.5971
2.Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013