ECLI:NL:RBDHA:2021:126

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 januari 2021
Publicatiedatum
13 januari 2021
Zaaknummer
C/09/584079 / HA ZA 19-1208
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg en geschil over relatiebeding tussen zelfstandig ondernemers na beëindiging samenwerking

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee groepen zelfstandig ondernemers die een relatiebeding zijn overeengekomen bij de beëindiging van hun samenwerking. De eisende partij, bestaande uit [eisende partij sub 1] en [de Holding] B.V., heeft zich verzet tegen de invordering van een contractuele boete die door de gedaagde partij, [Holding A] B.V. en [de B.V.], is opgelegd wegens vermeende schending van het relatiebeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat het relatiebeding niet is geschonden, omdat de gedaagde partij niet heeft kunnen aantonen dat er sprake was van een actieve benadering van de klanten die onder het relatiebeding vallen. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisende partij toegewezen en de gedaagde partij veroordeeld tot het staken van de incasso van de boetes. Daarnaast is in reconventie de eis van [de B.V.] tot afgifte van bedrijfseigendommen door [eisende partij sub 1] toegewezen, omdat deze niet zijn teruggegeven na beëindiging van de samenwerking. De rechtbank heeft de proceskosten aan de gedaagde partij opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/584079 / HA ZA 19-1208
Vonnis van 13 januari 2021
in de zaak van

1.[eisende partij sub 1] [plaats] ,

eiser in conventie, verweerder in reconventie,
2.
[de Holding] B.V.te [plaats] ,
eiseres in conventie,
advocaat mr. C. Teiwes te Den Haag,
tegen

1.[Holding A] B.V.te [plaats] ,

gedaagde in conventie,
2.
[de B.V.]te [plaats] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie;
advocaat mr. S.H. van Wijk te Den Haag.
Partijen worden hierna enerzijds ‘ [eisende partij sub 1] ’ en ‘ [de Holding] ’ genoemd en anderzijds [Holding A] ’ en ‘ [de B.V.] . [eisende partij sub 1] en [de Holding] worden gezamenlijk ook aangeduid als ‘ [eisende partij sub 1 c.s.] ’, [Holding A] en [de B.V.] gezamenlijk ook als ‘ [Holding A c.s.] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 november 2019 met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met producties;
  • het tussenvonnis van 29 januari 2020, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
  • de rolbeslissing van 6 mei 2020, waarbij is beslist dat de procedure schriftelijk wordt voortgezet;
  • de conclusie van antwoord in reconventie met productie;
  • de schriftelijke toelichting van [eisende partij sub 1 c.s.] op de rol van 9 september 2020, mede houdende conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
  • de schriftelijke toelichting van [Holding A c.s.] (akte uitlaten) op de rol van 9 september 2020, met producties.
1.2.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[de Holding] is de holdingvennootschap van [eisende partij sub 1] .
2.2.
[Holding A] is de holdingvennootschap van de heer [A] (hierna: [A] ).
2.3.
In 2015 hebben [eisende partij sub 1] en [A] de vennootschap [de B.V.] opgericht.
[de B.V.] richt zich op het ontzorgen van bedrijven en instellingen op het gebied van energie en afval. Vanaf de oprichting van [de B.V.] werden de aandelen in deze vennootschap gehouden door [de Holding] en [Holding A] , elk voor 50%.
2.4.
In 2018 is tussen [eisende partij sub 1] en [A] verschil van inzicht ontstaan over de te voeren koers binnen [de B.V.] . [eisende partij sub 1] en [A] hebben besloten hun samenwerking te beëindigen. Na enige tijd hebben zij overeenstemming bereikt over de afwikkeling daarvan.
2.5.
De afspraken over de afwikkeling van de samenwerking zijn vastgelegd in een notariële akte van aandelenoverdracht van 1 mei 2019 (hierna: de akte). In de akte wordt [de Holding] aangeduid als ‘Verkoper’, [eisende partij sub 1] als ‘ [eisende partij sub 1] ’, [Holding A] als ‘Koper’ en [de B.V.] als ‘de Vennootschap’. In de akte is opgenomen dat [de Holding] haar aandelen in [de B.V.] verkoopt en levert aan [Holding A] . Verder is in de akte – voor zover nu van belang – het volgende opgenomen:
Artikel 3.
(...)
het is Verkoper casu quo [eisende partij sub 1] voorts direct en indirect verboden gedurende een periode van drie (3) jaar na de Effectieve Datum thans bestaande klanten van de Vennootschap zoals omschreven op de aan deze akte te hechten Bijlage “Thans bestaande klanten waar het relatiebeding voor geldt” actief te benaderen met een aanbieding om al dan niet tegen vergoeding werkzaamheden voor deze klanten te verrichten of om met deze klanten een samenwerkingsverband aan te gaan;
ingeval van een overtreding van een hiervoor in dit artikel omschreven verbod verbeurt de in overtreding zijnde Partij ten behoeve van de niet in overtreding zijnde Partijen een direct opeisbare boete van tweehonderdvijftig euro (€ 250,00) voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, zonder dat enige ingebrekestelling of gerechtelijke tussenkomst vereist is en onverlet het recht van de niet in overtreding zijnde Partijen om volledige vergoeding te vragen van de ten gevolge van een dergelijke overtreding geleden schade, voor zover deze uitgaat boven het bedrag van de verbeurde boete(s).’
2.6.
[BPT] (hierna ook: BPT) staat vermeld op de aan de akte gehechte bijlage ‘Thans bestaande klanten waarvoor het relatiebeding geldt’.
2.7.
In de avond van 1 mei 2019 heeft [eisende partij sub 1] een (netwerk)evenement van BPT bezocht. Op de deelnemerslijst bevindt zich onder meer [naam Bedrijf] , een bedrijf dat voorkomt op aan de akte gehechte klantenlijst.
2.8.
[de Holding] houdt de aandelen in [B.V. II] (hierna: [B.V. II] ). De domeinnamen [domeinnaam 1] en [domeinnaam 2] staan op naam van [B.V. II] geregistreerd. Op de website [domeinnaam 2] staat een evenementenkalender voor sociale activiteiten.
2.9.
Bij e-mail van 6 mei 2019 heeft [eisende partij sub 1] het volgende geschreven aan [de B.V.] (in de persoon van [A] ):
‘Mijn laptop lever ik in zoals overeengekomen’.
2.10.
Bij brief van 18 mei 2019 hebben [Holding A c.s.] aan [eisende partij sub 1 c.s.] bericht dat zij hebben geconstateerd dat het beding in artikel 3 onder b van de akte (hierna: het relatiebeding) wordt overtreden. In deze brief worden [eisende partij sub 1 c.s.] gesommeerd om de overtredingen te staken en om € 32.000 aan contractuele boete te voldoen.
2.11.
Bij brief van 3 juni 2019 heeft de advocaat van [Holding A c.s.] aan de advocaat van [eisende partij sub 1 c.s.] bericht:
‘Cliënt heeft moeten constateren dat liefst 9 klanten die opgenomen zijn op de van het relatiebeding onderdeel uitmakende lijst, op verschillende plekken door uw cliënt actief vermeld worden. Op[domeinnaam 2]– een domein dat geregistreerd staat op naam van uw cliënt – worden 8 klanten aangeprezen (...), waarbij niet anders geconcludeerd kan worden dan dat uw cliënt hiermee het relatiebeding overtreedt. Daarbij komt dat op de website[website]melding gemaakt wordt van evenementen van [BPT] , voorheen bekend als [TOV] , en tevens deel uitmakend van de lijst. Ook hieruit kan geen ander oordeel volgen dan dat uw cliënt actief bezig is het relatiebeding te overtreden. Cliënt heeft voor al deze overtredingen voortdurend bewijs verzameld en moet constateren dat de overtredingen inmiddels 34 dagen voortduren. De door uw cliënt verschuldigde boete komt hiermee op € 76.500,-.’
2.12.
Op 1 augustus 2019 hebben [Holding A c.s.] de grosse van de akte aan [eisende partij sub 1 c.s.] laten betekenen en de deurwaarder betaling van € 76.500 aan contractuele boete laten vorderen.
2.13.
Op 14 augustus 2019 heeft [X] , directeur van [B.V. X] , in een e-mail het volgende aan [A] geschreven:
‘Jij vroeg mij of ik iets wist van [domeinnaam 2] , het geen wat mij niets zegt. Je gaf aan dat daar [Festival] op staat en of ik hiervan op de hoogte ben.
Ik ben daar niet van op de hoogte en heb daarvoor ook geen toestemming gegeven.’
2.14.
[eisende partij sub 1 c.s.] hebben zich verzet tegen invordering door [Holding A c.s.] van contractuele boetes wegens overtreding van het relatiebeding. [eisende partij sub 1 c.s.] heeft in kort geding schorsing van de executie van de incasso van de boetes gevorderd. Bij vonnis van de voorzieningenrechter van 10 oktober 2019 is [Holding A c.s.] veroordeeld om de incasso van de boetes met betrekking tot het relatiebeding te staken en gestaakt te houden, in afwachting van de door [eisende partij sub 1 c.s.] op te starten bodemprocedure.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eisende partij sub 1 c.s.] vorderen – samengevat – dat de rechtbank, bij voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. verklaart voor recht dat er geen sprake is van enige schending van het relatiebeding door [eisende partij sub 1 c.s.] ;
II. verklaart voor recht dat [eisende partij sub 1 c.s.] aan [Holding A c.s.] geen enkele boete dan wel enig ander bedrag uit hoofde van de vermeende schending van het relatiebeding verschuldigd zijn;
III. [Holding A c.s.] veroordelen de executie c.q. de incasso van de boetes met betrekking tot de vermeende overtredingen met betrekking tot het relatiebeding te staken en gestaakt te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
IV. [Holding A c.s.] veroordelen tot vergoeding van de volledige proceskosten, althans tot vergoeding van forfaitair te begroten proceskosten.
3.2.
[eisende partij sub 1 c.s.] leggen aan de vorderingen – kort gezegd – het volgende ten grondslag. [eisende partij sub 1 c.s.] hebben het relatiebeding in de akte niet overtreden. [Holding A c.s.] moeten het innen van contractuele boete daarom staken en gestaakt houden. [Holding A c.s.] beweren tegen beter weten in dat contractuele boetes zijn verbeurd, met als enig doel [eisende partij sub 1 c.s.] financieel ten gronde te rechten. Dit vormt een onrechtmatige daad ofwel van misbruik van procesrecht. Daarom moeten [Holding A c.s.] worden veroordeeld in de volledige proceskosten.
3.3.
[Holding A c.s.] voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[de B.V.] vordert – samengevat – dat de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, [eisende partij sub 1] veroordeelt tot afgifte van de nog in zijn bezit zijnde bedrijfseigendommen van [de B.V.] , althans tot voldoening aan [de B.V.] van € 1.728 exclusief btw, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
3.6.
[de B.V.] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. [eisende partij sub 1] heeft toegezegd dat hij de gevorderde bedrijfseigendommen bij zijn definitieve vertrek zou inleveren. [eisende partij sub 1] dient deze afspraak alsnog na te komen. De bedrijfseigendommen - de aan [de B.V.] toebehorende laptop met accessoires, iPhone en Bose computer speakerset - zijn aan [eisende partij sub 1] verstrekt om zo zijn functie binnen [de B.V.] goed te kunnen uitoefenen. Nu de eigendommen aan [eisende partij sub 1] ter beschikking zijn gesteld, maar niet zijn teruggegeven, dient [eisende partij sub 1] tot afgifte te worden veroordeeld. Voor zover [eisende partij sub 1] de bedrijfseigendommen niet meer in zijn bezit heeft of deze niet meer in werkende of fatsoenlijke staat zijn, dient [eisende partij sub 1] de vervangingswaarde daarvan aan [de B.V.] te vergoeden.
3.7.
[eisende partij sub 1] voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van [de B.V.] en [eisende partij sub 1] wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Kernvraag
4.1.
De centrale vraag in deze procedure in conventie is of [eisende partij sub 1 c.s.] contractuele boetes hebben verbeurd wegens schending van het relatiebeding. Klanten die staan vermeld op de aan de akte gehechte bijlage ‘Thans bestaande klanten waar het relatiebeding voor geldt’ noemt de rechtbank hierna ‘Voorbehouden Klanten’.
Uitleg relatiebeding
4.2.
Partijen verschillen van mening over de vraag hoe het relatiebeding moet worden uitgelegd. De rechtbank stelt voorop dat partijen het relatiebeding zijn overeengekomen bij de beëindiging van hun samenwerking als zakenpartners en (middellijk) medevennoten van [de B.V.] . Het relatiebeding maakt dus deel uit van een zakelijke overeenkomst tussen gelijkwaardige contractspartijen. Daarom komt het bij de uitleg van het (schriftelijk overeengekomen) relatiebeding aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan het relatiebeding mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Verwezen wordt naar Hoge Raad 13 maart 1981 (ECLI:NL:HR:1981:AG4158; Haviltex) en Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 1 april 2014 (ECLI:NL:GHARL:2014:2612). Hoewel de bedoelingen van partijen niet worden achterhaald aan de hand van een louter taalkundige uitleg van de bewoordingen van een contractsbepaling, kan aan die bewoordingen – afhankelijk van de omstandigheden van het geval – wel veel gewicht toekomen.
Gedragingen [B.V. II] vallen onder bereik relatiebeding
4.3.
Het relatiebeding vermeldt dat het daarin opgenomen verbod zich richt op [eisende partij sub 1 c.s.] ,
direct en indirect. Op basis daarvan hebben [Holding A c.s.] mogen verwachten – en hebben [eisende partij sub 1 c.s.] moeten begrijpen – dat ook gedragingen van aan [eisende partij sub 1 c.s.] gelieerde vennootschappen vallen onder de reikwijdte van het relatiebeding. Daarom kunnen ook gedragingen van [B.V. II] – aan wie de websites [domeinnaam 2] en [domeinnaam 1] zijn verbonden – in voorkomend geval ertoe leiden dat een contractuele boete is verbeurd wegens overtreding van het relatiebeding.
Evenementen van Voorbehouden Klanten op evenementenkalender [domeinnaam 2]
4.4.
[Holding A c.s.] stellen dat het relatiebeding zodanig ver strekt, dat het reeds is overtreden voor zover, gedurende de looptijd van het relatiebeding, evenementen van Voorbehouden Klanten vermeld hebben gestaan op de evenementenkalender van [domeinnaam 2] . Volgens [Holding A c.s.] is de gedachte achter het relatiebeding dat [eisende partij sub 1 c.s.] en zijn vennootschappen niet vissen in het klantenbestand van [de B.V.] . [Holding A c.s.] betogen dat vermelding van evenementen van Voorbehouden Klanten op [domeinnaam 2] , de indruk wekt dat [eisende partij sub 1 c.s.] en/of [B.V. II] met deze klanten een samenwerking hopen aan te gaan, hetgeen strijdig is met de bedoeling van het relatiebeding.
4.5.
De rechtbank volgt [Holding A c.s.] niet in dit standpunt. De tekst van het relatiebeding verbiedt uitsluitend (i) de actieve benadering van Voorbehouden Klanten en (ii) het aangaan van een samenwerkingsverband met die klanten. Enkel vermeldingen van Voorbehouden Klanten op [domeinnaam 2] kunnen op zichzelf niet als zodanig worden aangemerkt. [Holding A c.s.] hebben geen feiten of omstandigheden aangedragen die, in weerwil van de bewoordingen, nopen tot een andere uitleg.
4.6.
Het relatiebeding kan wel zijn geschonden voor zover de vermeldingen van Voorbehouden Klanten op [domeinnaam 2] het resultaat zijn van een actieve benadering van die klanten door [eisende partij sub 1 c.s.] of [B.V. II] , of van het aangaan van een samenwerkingsverband met die klanten, een en ander gedurende de looptijd van het relatiebeding. [Holding A c.s.] hebben niet onderbouwd gesteld dat dit het geval is geweest en [eisende partij sub 1 c.s.] hebben dat gemotiveerd bestreden. Volgens [eisende partij sub 1 c.s.] kunnen op [domeinnaam 2] evenementen worden geplaatst zonder voorafgaand contact met [B.V. II] en gebeurt dat in de praktijk ook. Die stelling vindt steun in de e-mail van de directeur van [B.V. X] van 14 augustus 2019, waaruit volgt dat ook zonder een opdracht evenementen op [domeinnaam 2] kunnen worden geplaatst. Het enkele feit dat op [domeinnaam 2] algemene voorwaarden staan van [B.V. II] , toont evenmin aan dat [B.V. II] Voorbehouden Klanten actief heeft benaderd voor de plaatsing van evenementen. [Holding A c.s.] hebben ten slotte geen enkele verklaring overgelegd van een Voorbehouden Klant waarin staat dat die klant actief door [eisende partij sub 1 c.s.] of [B.V. II] is benaderd.
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat niet vaststaat dat [eisende partij sub 1 c.s.] het relatiebeding in directe of indirecte zin hebben geschonden met betrekking tot de website [domeinnaam 2] .
BPT
4.8.
BPT is een van de Voorbehouden Klanten. [Holding A c.s.] stellen dat het relatiebeding is overtreden door (i) het vermelden van evenementen van BPT op de website [domeinnaam 1] , (ii) de aanwezigheid van [eisende partij sub 1] op het netwerkevenement van BPT op 1 mei 2019 en (iii) omdat [eisende partij sub 1] circa een maand lid zou zijn geweest van BPT gedurende de looptijd van het relatiebeding. [eisende partij sub 1 c.s.] hebben gemotiveerd bestreden dat dit overtredingen vormen van het relatiebeding. De rechtbank oordeelt als volgt.
4.9.
Op grond van het relatiebeding is niet elk contact of connectie tussen [eisende partij sub 1 c.s.] (of [B.V. II] ) en Voorbehouden Klanten verboden. Zoals hiervoor al is overwogen, brengen de enkele vermeldingen op de websites nog niet mee dat moet worden vastgesteld dat [eisende partij sub 1 c.s.] Voorbehouden Klanten actief hebben benaderd en eveneens dat [eisende partij sub 1 c.s.] (daarmee) beoogden werkzaamheden voor de klanten te verrichten of een samenwerking aan te gaan. De vermelding van netwerkevenementen van BPT op [domeinnaam 1] is daarom op zichzelf nog geen overtreding van het relatiebeding. [Holding A c.s.] hebben tegen deze achtergrond onvoldoende gesteld en onderbouwd dat [eisende partij sub 1 c.s.] (of [B.V. II] ) BPT daarvoor actief hebben benaderd. Ook op dit punt is een schending van het relatiebeding dus niet komen vast te staan.
4.10.
Het verwijt van gedaagden dat [eisende partij sub 1] op 1 mei 2019 een netwerkevenement van BPT heeft bezocht, leidt evenmin tot de conclusie dat het relatiebeding is overtreden. Weliswaar worden netwerkevenementen veelal gebruikt om nieuwe klanten te werven, maar niet valt uit te sluiten dat een bezoek aan een dergelijk evenement ook andere doelen kan hebben. Bovendien is gesteld noch gebleken dat op het evenement louter klanten aanwezig waren die op de verboden lijst staan vermeld, zodat de mogelijkheid bestaat dat [eisende partij sub 1] slechts klanten heeft benaderd die niet onder de reikwijdte van het relatiebeding vallen.
4.11.
Voor zover [eisende partij sub 1 c.s.] of [B.V. II] na 1 mei 2019 nog enige tijd lid is geweest van BPT, geldt dat een enkel lidmaatschap van BPT nog niet betekent dat zij (daarmee) beoogden werkzaamheden voor Voorbehouden Klanten te verrichten of een samenwerking met hen aan te gaan. [Holding A c.s.] hebben niets aangevoerd dat die conclusie zou kunnen rechtvaardigen. Ook in zoverre kan dus niet worden vastgesteld dat [eisende partij sub 1 c.s.] het relatiebeding hebben geschonden.
Conclusie
4.12.
De slotsom is dat de door [Holding A c.s.] aan de executoriale maatregelen ten grondslag gelegde gedragingen van [eisende partij sub 1 c.s.] geen overtreding van het relatiebeding hebben opgeleverd. Daarom zullen de gevorderde verklaringen voor recht en de vordering tot staking van de executie worden toegewezen.
Gevorderde dwangsom
4.13.
De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat [Holding A c.s.] zullen proberen contractuele boete (executoriaal) te innen op basis van het relatiebeding, in weerwil van dit vonnis. [Holding A c.s.] hebben immers ook het verbod van de voorzieningenrechter in acht genomen, zonder dat daaraan een dwangsom was verbonden. De rechtbank zal daarom geen dwangsom verbinden aan het verbod.
Proceskosten
4.14.
[Holding A c.s.] zullen, als de in het ongelijk gestelde partijen, in de proceskosten worden veroordeeld. [Holding A c.s.] hebben geen misbruik van procesrecht gemaakt of een onrechtmatige daad gepleegd door zich tegen de vordering in conventie te verweren. Daarom is hier geen grond voor een volledige proceskostenveroordeling. De rechtbank begroot de kosten aan de zijde [eisende partij sub 1 c.s.] dus forfaitair, op:
- dagvaarding € 104,27
- griffierecht € 639,00
- salaris advocaat
€ 1.086,00(2,0 punten × tarief € 543,00)
totaal € 1.829,27.
in reconventie
4.15.
In reconventie heeft [de B.V.] onder meer gesteld dat de teruggevorderde bedrijfseigendommen aan [eisende partij sub 1] ter beschikking zijn gesteld voor de uitoefening van zijn functie bij [de B.V.] en dat hij deze vervolgens, ondanks verzoek daartoe, niet heeft afgegeven. De rechtbank begrijpt hieruit dat [de B.V.] de reconventionele vordering mede baseert op revindicatie. Op grond van artikel 5:2 Burgerlijk Wetboek is [de B.V.] , als eigenaar van de goederen, gerechtigd deze terug te vorderen van eenieder die deze zonder recht onder zich heeft. [eisende partij sub 1] heeft niet langer de toestemming van [de B.V.] om de bedrijfseigendommen nog langer te houden, en daar dus ook geen recht meer toe. [eisende partij sub 1] heeft niet weersproken dat hij de bedrijfseigendommen feitelijk wel onder zich heeft. Daarom is de primaire vordering in reconventie toewijsbaar, ongeacht of partijen overeenstemming hebben bereikt over afgifte van de bedrijfseigendommen. De e-mail van [eisende partij sub 1] aan [de B.V.] van 6 mei 2019 wijst er overigens op dat afgifte van de bedrijfseigendommen wel degelijk is afgesproken, in ieder geval ten aanzien van de laptop.
4.16.
[eisende partij sub 1] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. Voor het salaris advocaat gaat de rechtbank uit van tarief I à € 461, gelet op de maximale waarde van de gevorderde goederen. De kosten aan de zijde van [de B.V.] worden aldus begroot op:
- salaris advocaat
€ 922(2,0 punten × tarief I à € 461)
totaal € 922.
4.17.
Voor afzonderlijke veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. Hoge Raad 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116). De rechtbank begrijpt dat [de B.V.] vordert dat de rechtbank de nakosten reeds nu begroot conform het daarop toepasselijke liquidatietarief. De rechtbank zal dit doen, op de wijze zoals in het dictum vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat [eisende partij sub 1 c.s.] het relatiebeding in de akte niet hebben geschonden;
5.2.
verklaart voor recht dat [eisende partij sub 1 c.s.] geen boete aan [Holding A c.s.] zijn verschuldigd wegens schending van het relatiebeding in de akte;
5.3.
veroordeelt [Holding A c.s.] om de executie ofwel de incasso van de boetes wegens vermeende overtredingen van het relatiebeding te staken en gestaakt te houden;
5.4.
veroordeelt [Holding A c.s.] in de proceskosten, aan de zijde van [eisende partij sub 1 c.s.] tot op heden begroot op € 1.829,27;
5.5.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de onder 5.3 en 5.4 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.7.
veroordeelt [eisende partij sub 1] om binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis aan [de B.V.] af te geven de aan [de B.V.] toebehorende laptop met accessoires, iPhone en Bose computer speakerset;
5.8.
veroordeelt [eisende partij sub 1] in de proceskosten, aan de zijde van [de B.V.] tot begroot op € 922 aan tot op heden gemaakte kosten en op € 157 aan nog te maken nakosten, te vermeerderen met € 82 in geval van betekening, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 15 dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
5.9.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de veroordelingen onder 5.7 en 5.8 uitvoerbaar bij voorraad;
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Harmsen en in het openbaar uitgesproken door mr. D. Nobel, rolrechter, op 13 januari 2021.
type: 1769