Het hof oordeelt als volgt. Bij de uitleg van het onderhavige relatiebeding, waarbij de verkoper zich ertoe verbindt om zich in de toekomst te onthouden van bepaalde gedragingen, zonder dat voor die verplichting een tijdslimiet wordt aangegeven, komt het voor de vraag, hoe lang de verkoper zich op grond van dat beding van bedoelde gedragingen zal hebben te onthouden, aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden in het kader van de gehele overeenkomst redelijkerwijs aan het beding mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien van elkaar mochten verwachten (zie onder meer HR 18 november 1983, NJ 1984, 272; ECLI:NL:HR:1983:AG4691). In dit geval mocht Berkhof er, naar het voorlopig oordeel van het hof, redelijkerwijs vanuit gaan dat [geïntimeerde] na de verkoop van de assurantieportefeuille, waarvoor Berkhof
€ 1.3000.000,- heeft betaald, geen werkzaamheden voor de overdragen relaties meer zou gaan verrichten. Zo heeft Berkhof voldoende aannemelijk gemaakt dat zij ervan uit is gegaan dat [geïntimeerde] in de toekomst aan iets heel anders dacht dan werkzaam te blijven in de verzekeringsbranche. In de email van [geïntimeerde] van 23 juli 2008 (productie 7 bij memorie van grieven) aan Berkhof blijkt ook duidelijk dat [geïntimeerde] zich realiseerde dat hij door de verkoop van de assurantieportefeuille de daarin aanwezige relaties in de toekomst nooit meer mocht bedienen. Zo schrijft [geïntimeerde] (voor zover thans relevant) aan Berkhof:
“
Hierbij de AOVK retour. Ik heb een paar dingetjes aangepast.
Ik heb er dus van gemaakt dat in niets mag doen op verzek c.q.fin dienstverleningsgebied (…)”.
De artikelen 1 (zoals (deels) geciteerd in rechtsoverweging 4.2) en 5 van de koopovereenkomst kunnen naar het voorlopig oordeel van het hof, mede gelet op de hiervoor (deels) geciteerde email van 23 juli 2008, niet anders worden uitgelegd dan dat de verkoop van de assurantieportefeuille een permanent karakter heeft en het [geïntimeerde] niet meer was toegestaan zelf het recht van beheer over één of meer verkochte relaties te gaan uitoefenen en de verkochte relaties weer te gaan bedienen.
De uitleg die [geïntimeerde] aan het beding heeft gegeven, te weten dat het beding (enkel) tot doel had het beschermen van het bedrijfsdebiet van Berkhof, wordt niet door het hof gevolgd. Partijen hebben immers een koopovereenkomst gesloten - waarbij het hof opmerkt dat [geïntimeerde] zich blijkens artikel 5 lid 1 ook in privé aan deze overeenkomst heeft gecommitteerd - met betrekking tot een assurantieportefeuille (met daarin de bestaande relaties van verkoper), zodat een redelijke uitleg van het beding meebrengt dat [geïntimeerde] zelf deze relaties niet meer mag bedienen.
[geïntimeerde] heeft ook nog aangevoerd dat bovengenoemde email van 23 juli 2008 niet in de zin die Berkhof er aan heeft gegeven (te weten: [geïntimeerde] zal zich nooit meer met de door hem verkochte relaties bezighouden) mag worden gelezen, omdat deze email is geschreven in het kader van de onderhandelingen over de arbeidsovereenkomst, maanden na de totstandkoming van de koopovereenkomst. Zo stelt [geïntimeerde] dat hij er op was gebrand een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd te krijgen en heeft hij zich wat ongelukkig (lees: in meer dan bedoelde, gunstige zin voor Berkhof) over het beding in de koopovereenkomst uitgelaten.
Ook dit kan [geïntimeerde] niet baten, nu Berkhof voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de mail mocht opvatten in de door haar voorgestane zin, te weten dat [geïntimeerde] zich in de toekomst met andere zaken (ter gelegenheid van het pleidooi heeft Berkhof het kopen van een fietsenhandel genoemd) zou bezighouden dan met verzekeringszaken. Dat Berkhof zich, aldus [geïntimeerde], had moeten realiseren dat [geïntimeerde] gelet op artikel 5 lid 3 van de koopovereenkomst, weer actief zou worden op dezelfde markt als Berkhof en, zo begrijpt het hof de stelling van [geïntimeerde], Berkhof had moeten begrijpen dat [geïntimeerde] in de toekomst weer werkzaamheden in de verzekeringsbranche zou ontplooien, volgt naar het oordeel van het hof niet uit deze bepaling. In deze bepaling (zoals deels geciteerd in rechtsoverweging 4.2) is enkel vermeld dat voor het geval [geïntimeerde] weer actief zou worden op het gebied van financiële dienstverlening en hij zou merken dat een nieuwe cliënt een relatie is van Berkhof, hij deze cliënt naar Berkhof moet doorverwijzen. Dat uit deze bepaling ook zou blijken, zoals [geïntimeerde] aanvoert, dat het bij de overname van de assurantieportefeuille zou gaan om bestaande relaties van Berkhof (en niet, zo begrijpt het hof, om verkochte relaties van “[naam VOF]”) volgt het hof niet, omdat het blijkens artikel 1 van de koopovereenkomst gaat om de
verkoop van de gehele assurantieportefeuille van “[naam VOF]”en het relatiebeding van artikel 5 juist daarop ziet.
Ten slotte brengt, zoals [geïntimeerde] nog heeft betoogd, het feit dat in de tekst van artikel 5 niet expliciet is bepaald dat het relatiebeding voor onbepaalde tijd zou gelden, niet mee dat het beding niet voor altijd zou gelden. Wordt immers een in tijd-ongelimiteerd beding in een contract opgenomen, dan mag in het algemeen worden aangenomen dat partijen dit ook aldus hebben bedoeld.