ECLI:NL:RBDHA:2021:12497
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning en inreisverbod wegens ernstige misdrijven
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 november 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd en de uitvaardiging van een inreisverbod voor de duur van tien jaar. Eiser, geboren in 1978 met de Marokkaanse nationaliteit, heeft sinds 1993 in Nederland gewoond en had een verblijfsvergunning op basis van gezinshereniging. De verblijfsvergunning werd ingetrokken vanwege onherroepelijke veroordelingen voor ernstige misdrijven, waaronder drugsmisdrijven en diefstallen. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de verblijfsvergunning en het inreisverbod niet in strijd zijn met artikel 8 van het EVRM, omdat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitviel. De rechtbank concludeerde dat eiser een actuele en ernstige bedreiging voor de samenleving vormt, en dat de verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd dat er geen aanleiding was om de intrekking of de duur van het inreisverbod te heroverwegen. Eiser had betoogd dat de intrekking disproportioneel was en dat het Unierechtelijk openbare orde-criterium van toepassing was, maar de rechtbank volgde deze argumenten niet. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.