In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank en eiseres, die optreedt in haar hoedanigheid als erfgename van haar overleden echtgenoot. De zaak betreft de terugvordering van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) over de periode van 5 maart 2014 tot en met 14 juli 2019. De Sociale Verzekeringsbank heeft de AIO-aanvulling ingetrokken en een bedrag van € 18.240,59 teruggevorderd, omdat eiseres en haar echtgenoot onroerend goed in het buitenland zouden bezitten, wat zij niet hadden gemeld. Eiseres heeft betoogd dat zij en haar echtgenoot de woning in 2009 aan hun kinderen hebben geschonken en dat zij daarom niet over het onroerend goed konden beschikken. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet over de woning kon beschikken, aangezien deze nog steeds op haar naam stond geregistreerd. De rechtbank concludeert dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden door het bezit van de woning niet te melden, wat heeft geleid tot de intrekking van de AIO-aanvulling en de terugvordering van de teveel betaalde bedragen. De rechtbank verklaart de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond.