Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 oktober 2021 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., te [vestigingsplaats], eiseres
het college van burgemeester en wethouders van Gouda, verweerder
Procesverloop
10 juni 2019 van rechtswege verbeurde dwangsom van € 60.000,- ingevorderd.
mr. R. Olivier. Namens verweerder zijn R.C. De Jong en [A] verschenen.
30 april 2019 laat onverlet dat eiseres na sloop van de geconstateerde afwijkingen de bouwwerkzaamheden kan voortzetten. Eiseres is zelf verantwoordelijk voor de vertraging in de bouwwerkzaamheden, zodat verweerder niet akkoord gaat met een verlenging van de begunstigingstermijn. Eiseres heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt.
€ 10.000,- per keer dat wordt geconstateerd dat ondanks de stillegging toch werkzaamheden zijn of worden verricht, met een maximumbedrag van € 60.000,-, in redelijke verhouding staat tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging. Deze beroepsgrond faalt.
Beslissing
mr.L. Lemmen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2021.