ECLI:NL:RBDHA:2021:11874

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2021
Publicatiedatum
1 november 2021
Zaaknummer
NL20.13822
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en geloofwaardigheid van homoseksuele geaardheid in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die stelt homoseksueel te zijn en asiel heeft aangevraagd na te zijn betrapt op zijn geaardheid in Irak. Eiser heeft eerder asiel aangevraagd, maar zijn aanvraag werd afgewezen. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin werd geoordeeld dat de geloofwaardigheid van zijn seksuele relaties niet voldoende was beoordeeld, heeft eiser opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid onvoldoende gemotiveerd was, met name ten aanzien van de geloofwaardigheid van eisers homoseksualiteit en de motivering van de afwijzing. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet voldoende rekening had gehouden met de door eiser overgelegde bewijsstukken en dat er onvoldoende was onderbouwd waarom de verklaringen van eiser ongeloofwaardig werden geacht. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij de door eiser overgelegde stukken in de beoordeling moeten worden betrokken. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.13822

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. P.A.E. Engelen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: E. van der Weijden).

ProcesverloopOp 9 juli 2020 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag.

Bij besluit van 16 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb [1] heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 29 september 2021 te Breda op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Z. Alalo. Verweerder is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Iraakse nationaliteit te bezitten.
2. Op 9 november 2015 heeft eiser een asielaanvraag ingediend in Nederland. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij een homoseksuele geaardheid heeft. Eiser is uit Irak gevlucht nadat hij op 1 augustus 2015 is betrapt in een kamer boven zijn kapperszaak met zijn partner [Naam 2].
3. Bij besluit van 28 juni 2017 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw. [2] Bij uitspraak van 29 december 2017 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 28 juni 2017 vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuw besluit op de asielaanvraag van eiser te nemen. [3] De rechtbank heeft daarbij overwogen dat het besluit in strijd met artikel 3:46 van de Awb is genomen, omdat verweerder wel een oordeel had gegeven over de geloofwaardigheid van eisers liefdesrelaties maar niet over de geloofwaardigheid van de seksuele relaties van eiser. Bij uitspraak van 23 november 2018 heeft de Afdeling [4] het door verweerder ingestelde hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. [5]
4. Omdat verweerder daarna niet binnen de wettelijke beslistermijn een nieuw besluit heeft genomen op eisers asielaanvraag, heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Dat beroep is bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 5 november 2019 gegrond verklaard. [6]
5. Eiser heeft vervolgens op 9 juli 2020 opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Hangende het beroep tegen het niet tijdig beslissen, heeft verweerder het bestreden besluit genomen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder wederom eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw. Verweerder heeft de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig bevonden. De homoseksuele geaardheid en de betrapping op 1 augustus 2015 heeft verweerder niet geloofwaardig bevonden.
6. Op wat eiser daartegen aanvoert, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Geschil
7. Ter zitting heeft eiser het beroep tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag ingetrokken. In geschil is dan ook uitsluitend verweerders beoordeling van de geloofwaardigheid van de homoseksuele geaardheid van eiser en de betrapping op 1 augustus 2015.
De homoseksuele geaardheid
8. Ten tijde van het nader gehoor op 9 maart 2016 gold WI [7] 2015/9. Deze WI is later vervangen door WI 2018/9, die vervolgens weer is vervangen door WI 2019/17. Verweerder heeft in het bestreden besluit het asielrelaas van eiser getoetst aan de hand van WI 2019/17. Hieruit volgt dat verweerder bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de gestelde geaardheid in ieder geval de volgende thema’s betrekt:
- Privéleven;
- Huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of
kennis van lhbti-groepen;
- Contact met lhbti’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie;
- Discriminatie, repressie en vervolging in land van herkomst.
Het zwaartepunt bij verweerders beoordeling ligt op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele geaardheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die geaardheid in het land van herkomst van de vreemdeling en hoe diens ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas, in het algemene beeld passen. Verder heeft verweerder in het verweerschrift toegelicht dat de enige wijziging die WI 2019/17 bevat ten opzichte van WI 2018/9 is dat verweerder bij zijn besluitvorming een lhbti-coördinator dient te raadplegen.
9. Uit de uitspraak van de Afdeling van 4 augustus 2021 [8] volgt dat het
uitgangspunt dat een vreemdeling zijn seksuele gerichtheid vooral met zijn eigen
verklaringen aannemelijk kan en moet maken, onverlet laat dat bepaalde stukken kunnen
dienen als ondersteunend bewijs. Dit betekent dat die stukken, afhankelijk van de door een vreemdeling afgelegde verklaringen, het overige bewijs en de daarover geformuleerde tegenwerpingen, ertoe kunnen leiden dat een vreemdeling zijn seksuele gerichtheid ondanks ontoereikende verklaringen toch aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder verricht immers een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling, waarbij hij de verklaringen van een vreemdeling over de verschillende in WI 2019/17 genoemde thema’s uitdrukkelijk in hun onderlinge samenhang en in het licht van de overige verklaringen en het overgelegd bewijsmateriaal beziet. Het is daarbij aan verweerder om in het besluit inzichtelijk te maken hoe hij de afgelegde verklaringen en overgelegde stukken in het kader van de verschillende thema’s waardeert en onderling weegt. Overgelegde stukken zijn dus op zichzelf bezien zelden overtuigend bewijs van een gestelde seksuele gerichtheid, maar een vreemdeling kan hiermee wél, onder bepaalde omstandigheden, ondersteunend bewijs leveren van zijn verklaringen over bepaalde thema’s die bij de integrale beoordeling van belang zijn, zoals de activiteiten in Nederland of het hebben van een homoseksuele relatie. Dat is in het bijzonder het geval waar het gaat om informatie van feitelijke aard of verklaringen van objectieve derden over feitelijk gedrag. Uiteraard kunnen die stukken voor verweerder ook aanleiding vormen om een vreemdeling nader te horen over de inhoud - en opsteller - van de stukken, om zo de thema’s waarop de stukken betrekking hebben en de persoonlijke relevantie van de desbetreffende omstandigheden voor de vreemdeling inzichtelijker te maken en de gestelde seksuele gerichtheid als geheel beter en in samenhang te kunnen beoordelen op geloofwaardigheid.
10. Eisers stelling dat verweerder ten onrechte WI 2019/17 heeft toegepast, slaagt niet. Uit twee uitspraken van de Afdeling van 12 augustus 2020 volgt dat WI 2018/9 geen beleidswijziging bevat ten opzichte van WI 2015/9 en dat het zwaartepunt van de geloofwaardigheidsbeoordeling niet is veranderd. [9] WI 2019/17 bevat ten opzichte van WI 2018/9 alleen een toevoeging op het punt van lhbti-coördinatoren en is naar het oordeel van de rechtbank daarom evenmin een beleidswijziging. Nu geen sprake is van een beleidswijziging en het zwaartepunt van de beoordeling in WI 2019/17 hetzelfde is als in WI 2015/9, heeft verweerder WI 2019/17 kunnen toepassen.
11. Ook eisers stelling dat ten onrechte niet uit de motivering van het bestreden besluit volgt dat in zijn zaak een lhbti-coördinator is geraadpleegd, slaagt niet. In WI 2019/17 is over de inzet van de lhbti-coördinator vermeld dat ‘in elke zaak waarin een lhbti-motief speelt, voor het besluit genomen wordt een lhbti-coördinator geraadpleegd [dient] te worden’. In het verweerschrift heeft verweerder opgemerkt dat het bestreden besluit tot stand is gekomen na overleg met een coördinator. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Uit de WI volgt niet dat verweerder dit in het bestreden besluit kenbaar dient op te nemen. Er is dus gehandeld conform WI 2019/17.
12. Verweerder heeft niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser vaag en summier heeft verklaard over zijn gevoelens over en de beleving van zijn homoseksualiteit. Niet gebleken is dat eiser hierover onvoldoende is bevraagd tijdens het nader gehoor. Verweerder heeft meer van eiser mogen verwachten dan enkel oppervlakkige verklaringen over het seksuele aspect van de geaardheid. Verweerder heeft naar aanleiding van de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 27 december 2017 ook de geloofwaardigheid van de seksuele relaties van eiser beoordeeld en deze ongeloofwaardig bevonden. Dat verweerder in het bestreden besluit ook gevoelens betrekt, ziet, anders dan eiser heeft betoogd, niet alleen op liefdesgevoelens maar ook op de emotionele beleving van de geaardheid. Verweerder heeft in dit kader in het bestreden besluit expliciet overwogen dat het ontbreken van liefdesgevoelens niet de enige dragende grond is waarop de homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig is geacht.
13. Verweerder heeft echter ten onrechte tegengeworpen dat de omstandigheid dat eiser ook seksuele relaties heeft gehad met vrouwen niet past binnen zijn homoseksuele geaardheid. Naar het oordeel van de rechtbank geeft verweerder met deze tegenwerping blijk van een stereotiep beeld van homoseksualiteit. Ook heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat eiser geen toekomstplannen had met zijn partner [Naam 2]. Daarbij betrekt de rechtbank dat eiser gedurende slechts anderhalf jaar een relatie had met [Naam 2] en dat eiser afdoende heeft verklaard dat hij en [Naam 2] van moment tot moment leefden, gelet op de omstandigheden in Irak.
14. Verweerder heeft verder het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd ten aanzien van de door eiser overgelegde stukken. Ter onderbouwing van zijn geaardheid heeft eiser diverse stukken overgelegd: een relatieverklaring, foto’s, zes ondertekende getuigenverklaringen, twee brieven van het COa [10] , een verklaring van M. Hanenburg van het COC Groningen-Drenthe en een verklaring van S. Kortekaas
LGBT Asylum Support. Uit de verklaring van M. Hanenburg blijkt dat eiser maandelijks deelneemt aan
LGBT Migrant Meetingsdie zijn georganiseerd door het COC Groningen-Drenthe. Uit de verklaring van S. Kortekaas volgt, onder andere, dat hij eiser heeft ontmoet tijdens een
LGBT Migrant Meetingen hem heeft opgezocht in het asielzoekerscentrum om met hem te spreken. Verder blijkt uit de brieven van het COa dat eiser is uitgenodigd voor een bijeenkomst voor lhbti-asielzoekers en dat hij een dagkaart heeft gekregen voor het openbaar vervoer om zo
Pride Amsterdamte kunnen bezoeken. Verweerder heeft tegengeworpen dat niet is gebleken dat eiser daadwerkelijk
Pride Amsterdamheeft bezocht, maar ter zitting heeft eiser aangevoerd dat er foto’s zijn van zijn bezoek aan
Pride Amsterdam. Uit het bovenstaande volgt dat de door eiser overgelegde stukken informatie bevatten van feitelijke aard en dat deze dus in ieder geval ondersteunend bewijs vormen voor het thema ‘Contact met lhbti’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie’. Ten aanzien van de relatieverklaring heeft eiser ter zitting verklaard dat hij nog steeds een seksuele relatie heeft met de man die de relatieverklaring heeft opgesteld. De relatieverklaring vormt ondersteunend bewijs voor het thema ‘huidige en voorgaande relaties’. Met de enkele overweging in het bestreden besluit dat de overgelegde stukken geen inhoudelijke onderbouwing geven van de gestelde seksuele geaardheid, heeft verweerder niet inzichtelijk gemaakt hoe hij de afgelegde verklaringen en de overgelegde stukken waardeert en onderling weegt.
15. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarnaast ten onrechte geen aanleiding gezien om eiser aanvullend te horen alvorens wederom een afwijzend besluit te nemen op de asielaanvraag. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 4 augustus 2021 kunnen overgelegde stukken aanleiding vormen om de vreemdeling nader te horen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder daar in eisers geval des te meer aanleiding toe had moeten zien nu het bestreden besluit ruim vier jaar na het nader gehoor is genomen. [11] De overgelegde stukken zijn een onderbouwing van eisers stelling dat hij sindsdien deelneemt aan activiteiten in de lhbti-gemeenschap en in Nederland een (seksuele) relatie met een man heeft. Door zich alleen te baseren op het gehoor van 6 maart 2016 heeft verweerder niet de nodige kennis over de relevante feiten vergaard en daarmee het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en genomen.
De betrapping op 1 augustus 2015
16. Nu het beroep reeds gegrond is om de reden dat het bestreden besluit een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek bevat ten aanzien van de geloofwaardigheidsbeoordeling van eisers gestelde homoseksuele geaardheid, kunnen de beroepsgronden over het gestelde incident op 1 augustus 2015 onbesproken blijven.
Conclusie
17. Gelet op het bovenstaande is het bestreden besluit in strijd met artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. Het beroep, voor zover dat is gericht tegen het bestreden besluit, is gegrond. Hoewel eiser onder verwijzing naar het arrest Torubarov [12] de rechtbank heeft verzocht om zelf te voorzien in de zaak, ziet de rechtbank in dit geval geen mogelijkheid het geschil finaal te beslechten. Het ligt op de weg van verweerder om eerst de gestelde geaardheid van eiser en de betrapping opnieuw te beoordelen, waarbij ook de door eiser overgelegde stukken betrokken dienen te worden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
18. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.496 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep, voor zover dat is gericht tegen het bestreden besluit, gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser met
inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496
(veertienhonderdzesennegentig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Zaaknummer NL17.5367, niet gepubliceerd.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.201800788/1/V1, niet gepubliceerd.
6.Zaaknummer NL19.20325, niet gepubliceerd.
7.Werkinstructie.
10.Centraal orgaan opvang asielzoekers.
11.Vergelijk ECLI:NL:RVS:2021:608.
12.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 29 juli 2019, Torubarov t. Hongarije, C-556/17, ECLI:EU:C:2019:626.