ECLI:NL:RBDHA:2021:11833
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van verzoek om uitstel van vertrek op grond van medische redenen in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de afwijzing van een verzoek om uitstel van vertrek door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Beninse staatsburger, had op 31 maart 2020 verzocht om uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, vanwege medische redenen. De aanvraag werd afgewezen op 29 mei 2020, en het bezwaar daartegen werd op 20 augustus 2020 ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, die op 31 augustus 2020 werd afgewezen.
Tijdens de zitting op 4 februari 2021 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunten toegelicht. Eiser voerde aan dat het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) onzorgvuldig was en dat verweerder zijn vergewisplicht had geschonden. De rechtbank oordeelde dat het BMA-advies zorgvuldig tot stand was gekomen en dat er geen concrete aanknopingspunten waren om aan de juistheid of volledigheid ervan te twijfelen. De rechtbank concludeerde dat verweerder het BMA-advies aan het bestreden besluit ten grondslag mocht leggen.
De rechtbank verwierp ook het beroep van eiser op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), omdat dit niet van toepassing was in deze procedure. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om een deskundige te benoemen af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.