ECLI:NL:RBDHA:2021:11542
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging verblijfsrecht en ongewenstverklaring van een Unieburger wegens ernstige bedreiging voor de samenleving
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Poolse nationaliteit houder, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had zijn verblijfsrecht in Nederland verloren en was ongewenst verklaard op basis van een onherroepelijk vonnis van 27 september 2019, waarin hij was veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf wegens verkrachting. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van de eiser een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de eiser geen duurzaam verblijfsrecht had opgebouwd, omdat hij niet had aangetoond dat hij vijf jaar onafgebroken in Nederland had verbleven. De rechtbank heeft het beroep van de eiser tegen de beëindiging van zijn verblijfsrecht op grond van het Unierecht niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen de ongewenstverklaring ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij de persoonlijke belangen van de eiser, zoals zijn werk en woonplaats in Nederland, niet voldoende geacht om de beëindiging van zijn verblijfsrecht te weerleggen. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder een vreemdeling in Nederland rechtmatig verblijf kan hebben, vooral in het licht van ernstige strafbare feiten.