In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, hebben twee Nigeriaanse partners, eiser en eiseres, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvragen voor verlenging van de geldigheidsduur van hun verblijfsvergunningen. De aanvragen werden afgewezen op basis van het argument dat Nederland niet langer het meest aangewezen land is voor medische behandeling. Eiser had eerder een verblijfsvergunning voor medische behandeling, terwijl eiseres een vergunning had voor verblijf bij haar partner. De rechtbank heeft de relevante feiten en omstandigheden in het kader van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) afgewogen en geconcludeerd dat de zorg in Nigeria beschikbaar en toegankelijk is voor beide eisers. De rechtbank oordeelde dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de benodigde zorg in Nigeria niet toegankelijk is en dat verweerder niet in strijd heeft gehandeld met de hoorplicht. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 29 juli 2021.