Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiseres],
(gemachtigde: mr. J.M. Niemer),
Procesverloop
Overwegingen
Bij besluit van 18 april 2005 is de eerder aan eiseres verleende verblijfsvergunning onder de beperking “verblijf bij echtgenoot [naam]” ingetrokken. Aan dit besluit heeft verweerder uitdrukkelijk geen terugwerkende kracht verbonden tot het moment van beëindiging van de relatie met [partner] in verband met het tussen eiseres en haar kinderen bestaande familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Bij besluit van 10 juni 2005, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 10 maart 2008, heeft verweerder eiseres ongewenst verklaard. Eiseres heeft tegen voormelde beslissing op bezwaar beroep ingesteld. Bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 19 december 2008 (AWB 08/17988) is dit beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de termijn voor het indienen van een beroepschrift is overschreden. Tegen deze uitspraak heeft eiseres verzet ingesteld, dat ongegrond is verklaard. Ten gevolge daarvan is de ongewenstverklaring in rechte vast komen te staan.
1.5 Eiseres is langdurig drugsverslaafd geweest en in het verleden veelvuldig veroordeeld wegens het plegen van winkeldiefstallen, laatstelijk gepleegd op 3 mei 2013. Voorts is eiseres vóór 2005 meermaals veroordeeld wegens het niet opvolgen van ambtelijke bevelen.
Verweerder heeft aan het inreisverbod ten grondslag gelegd dat eiseres meermalen is veroordeeld voor het plegen van een misdrijf. In hetgeen eiseres heeft aangevoerd ziet verweerder geen redenen om af te zien van het opleggen van een inreisverbod. Verweerder acht het inreisverbod niet in strijd met artikel 3 van het EVRM, omdat er geen sprake is van een levensbedreigend stadium van een ziekte.
guiding principlesbetrokken als geformuleerd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de arresten Boultif tegen Zwitserland van 2 augustus 2001, nr. 54273/00 (www.echr.coe.int), en Üner tegen Nederland van 18 oktober 2006, nr. 46410/99 (www.echr.coe.int). Van een objectieve belemmering om het gezinsleven in Suriname uit te oefenen is niet gebleken. De overige belangen van eiseres zijn van onvoldoende gewicht ten opzichte van het algemeen belang van de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten.
fair balancete worden gevonden tussen enerzijds het belang van de vreemdeling bij de uitoefening van zijn privé- en gezinsleven in Nederland en anderzijds het Nederlands algemeen belang bij het voeren van een restrictief toelatingsbeleid. Daarbij moeten alle voor die belangenafweging van betekenis zijnde feiten en omstandigheden kenbaar worden betrokken. De gehanteerde maatstaf van de
fair balanceimpliceert dat de toetsing door de rechter enigszins terughoudend dient te zijn.
18 april 2005 tot de slotsom is gekomen dat de tot dan toe door eiseres gepleegde strafbare feiten van onvoldoende gewicht zijn om de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM in het nadeel van eiseres uit te laten vallen.
fair balanceis gevonden tussen enerzijds het belang van eiseres bij uitoefening van haar privéleven en de belangen van zowel eiseres als haar kinderen bij uitoefening van het familieleven hier te lande en anderzijds het algemeen belang van de Nederlandse samenleving.