2.2.Op 13 maart 2019 heeft de adviescommissie het volgende overwogen:
Plichtsverzuim
‘
Gezien de beschikbare gegevens, met name het rapport van Hoffmann bedrijfsrecherche, is
er voldoende grond voor de conclusie dat er langdurig, structureel en in georganiseerd
verband door medewerkers van de Milieustraat materialen zijn verzameld, meegenomen en
verkocht, voor eigen gewin. De medewerkers wisten dat dit niet mocht. De materialen waren eigendom van de gemeente. Door de gedragingen van de betreffende medewerkers is de gemeente financieel benadeeld.
De heer [eiser] was op de hoogte van vorengenoemde gang van zaken. Hij stelt dat hij
daar zelf geen actieve bijdrage aan heeft geleverd en zelfs enkele malen bij de leiding had
aangegeven dat er dingen gebeurden op de Milieustraat die niet kloppen. Ter zitting is naar
voren gekomen dat de heer [eiser] wel in algemene zin tegen een leidinggevende heeft
gezegd dat er een oogje in het zeil moest worden gehouden, maar dat hij nooit concreet
heeft aangegeven welke verwijtbare gedragingen zich structureel op de Milieustraat
afspeelden. Door dit niet te melden, heeft hij eraan bijgedragen dat deze gang van zaken
lang in stand kon blijven.
De heer [eiser] kan naar het oordeel van de commissie voorts worden verweten dat hij
heeft meegedeeld in de opbrengst van de materialen. Ter zitting heeft hij gesteld dat hij
alleen enkele keren geld heeft ontvangen voor het kopen van koffie voor de medewerkers
van de Milieustraat, maar dat hij niet heeft meegedeeld in de verdere opbrengst. De commissie concludeert hieruit dat hij hoe dan ook heeft meegeprofiteerd van de ontvangst
van de door zijn collega’s verkochte materialen. Daarnaast acht de commissie aannemelijk
dat de heer [eiser] niet alleen incidenteel voor de ‘koffiepot’ geld heeft ontvangen, maar
ook verder heeft meegedeeld in de uit de verkoop van materialen verkregen gelden. Daarvoor wijst de commissie op de door de heer [eiser] ondertekende verklaring van
15 november 2018, waarin hij toegeeft dat hij enkele malen geld heeft aangenomen; hij heeft daarbij niet gemeld dat dit uitsluitend voor het kopen van koffie was. Daarnaast hebben twee collega’s van hem, die actief bij de verkoop van de materialen waren betrokken – en vervolgens bij de verdeling van de opbrengst – verklaard dat de opbrengst over alle vaste medewerkers van de Milieustraat, dus inclusief de heer [eiser] , werden verdeeld.
Ook een derde collega heeft verklaard datallevaste medewerkers van de Milieustraat
meedeelden in de opbrengst.
Door geld aan te nemen uit de verkoop van materialen van de gemeente, waarvan bovendien aan de heer [eiser] bekend was dat dit niet was toegestaan, heeft hij zich
schuldig gemaakt aan gedrag dat in strijd is met wat van een goed ambtenaar mag worden
verwacht. Er is dan ook sprake van, toerekenbaar, plichtsverzuim als bedoeld in artikel
16:1:1 van de CAR-UWO.
Cultuur
De heer [eiser] heeft aangevoerd dat hij slachtoffer was van een heersende cultuur op de
Milieustraat, die bovendien door leidinggevenden werd gedoogd. Door het college is daartegen ingebracht dat er weliswaar incidenteel voorvallen waren, maar dat die aanleiding hebben gegeven om integriteit regelmatig onder de aandacht van de medewerkers te brengen. Er is door het college in dit verband ook gewezen op een verbeterplan dat in de periode 2011-2014 actueel was. Verder is ter zitting door een leidinggevende verklaard dat er de afgelopen jaren sancties zijn opgelegd wegens ontoelaatbare gedragingen van medewerkers.
Naar het oordeel van de commissie is – gezien het vorenstaande – niet aangetoond dat de
verkoop van materialen door medewerkers van de Milieustraat, en het delen in de opbrengst
daarvan, deel uitmaakte van een vaste cultuur die door de leiding werd gedoogd. Afgezien
daarvan was het de heer [eiser] bekend dat het medewerkers niet was toegestaan om
materialen van de Milieustraat mee te nemen en voor eigen voordeel te verkopen.
Betrokkene heeft zelfs aangegeven dat hij zich ervoor schaamt dat hij geld uit de opbrengst
van de materialen heeft aangenomen. De commissie voegt hier tot slot aan toe dat de heer
[eiser] bekend was met De Gedragscode van de gemeente Leiden en in het kader van
integriteit een eed/belofte heeft afgelegd waarin hij onder meer verklaard dat hij het in hem
gestelde vertrouwen niet zal beschamen.
Proportionaliteit
De heer [eiser] wordt door het college verweten dat hij niet integer, en in strijd met de regels en met goed ambtenaarschap, heeft gehandeld door onder werktijd aan de gemeente
toebehorende materialen weg te nemen en een bijdrage te leveren aan het gestructureerd
en in georganiseerd verband verzamelen, meenemen en verkopen - voor eigen gewin - van
materialen. Dit levert volgens het college dermate ernstig plichtsverzuim op, dat de straf van ongevraagd ontslag op zijn plaats is.
Naar het oordeel van de commissie blijkt uit de onderzoeksgegevens evenwel niet dat de
heer [eiser] zelf materialen heeft verzameld en verkocht. Uit de camerabeelden, noch uit
de gespreksverslagen, is af te leiden dat hij (tijdens werktijd) bij de inzameling, het inladen in de auto’s van zijn collega’s, de verkoop van de materialen, of anderszins actief bij de
georganiseerde en structurele benadeling van de gemeente betrokken was.
Wel kan hem worden verweten dat hij niet concreet heeft aangegeven wat er zich afspeelde
op de Milieustraat - terwijl hij daar wel van op de hoogte was - en daardoor eraan heeft
bijgedragen dat deze gang van zaken lange tijd in stand kon blijven. De heer [eiser] moet
echter vooral ernstig kwalijk worden genomen dat hij geld heeft aangenomen, waarvan hij
wist, of kon begrijpen, dat het uit de opbrengst van de verkoop van de materialen afkomstig
was.
De commissie heeft er begrip voor dat hierdoor het vertrouwen van het college in de heer El
Aiachi in ernstige mate is geschaad. Het opleggen van een zware sanctie is dan ook niet
misplaatst. De commissie is echter van oordeel dat de disciplinaire straf van ongevraagd
ontslag, waarbij geen recht op WW bestaat, in dit geval een te zware sanctie is.
Overig
In hetgeen verder is aangevoerd, zoals het lange dienstverband van betrokkene, ziet de
commissie geen bijzondere aanleiding voor (verdere) aanpassing van de sanctie.
De adviescommissie heeft verweerder geadviseerd het bezwaar van eiser gegrond te verklaren en het bestreden besluit met in achtneming van het voorgaande te herzien.