1.4.Eiser heeft tegen dit primaire besluit bezwaar gemaakt en tevens de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 6 september 2019, SGR 19/5320, heeft de voorzieningenrechter dit verzoek afgewezen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser onvoldoende betrouwbaar is om de beveiligingswerkzaamheden uit te voeren. Gelet op het waarschuwingsgesprek concludeert verweerder dat de andere over eiser bekende feiten, zoals hiervoor genoemd, zijn gewogen bij de besluitvorming over het verlenen van toestemming van 29 maart 2019, zodat artikel 3.3, aanhef en onder b, van de Beleidsregels niet langer wordt tegengeworpen. De veroordeling voor een gewelds- en bedreigingsincident in de huiselijke sfeer op 1 mei 2019 is echter voldoende om de verleende toestemming in te trekken. Deze veroordeling tot een taakstraf van 20 uren is een feit dat valt onder artikel 3.3, aanhef en onder a, ad. a, onder 2, van de Beleidsregels. Hierop is een wachttermijn van vier jaren van toepassing, te rekenen vanaf de veroordeling in eerste aanleg. Verweerder ziet in de argumenten van eiser geen aanleiding om van deze wachttijd af te wijken. Daarbij heeft verweerder de aard van het strafbare feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, de kans op recidive en recente persoonlijke ontwikkelingen betrokken. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het algemeen belang van een betrouwbare en integere beveiligingsbranche een zwaarder wegend belang betreft dan de persoonlijke belangen van eiser. Van onevenredige benadeling, zoals eiser stelt, is daarom geen sprake.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert aan dat bij de betrouwbaarheidsbeoordeling geen zorgvuldige belangenafweging heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft ten onrechte geen navraag gedaan bij de school van eiser over het goede functioneren van eiser. Het is onterecht dat eiser onbetrouwbaar wordt geacht op grond van het enkele feit dat eiser is veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren. Het incident heeft plaatsgevonden in de privésfeer en buitenshuis is niemand op de hoogte van deze gedraging van eiser. Verweerder heeft onvoldoende gekeken naar de achtergrond van het incident op 1 mei 2019. Eiser is jarenlang gepest en daarvoor niet behandeld. Hierdoor reageert hij impulsief. De benadeling van eiser, die in de eindfase van zijn opleiding zit, is veel groter dan het belang dat verweerder nastreeft. Het is niet terecht dat eiser, die jong is en niet financieel verantwoordelijk voor een gezin, in geval van een eenmalige fout wel de beveiliging moet verlaten, terwijl iemand die al twintig jaar in de beveiliging werkzaam is, niet de beveiliging zou moeten verlaten. Eiser heeft zich beroepen op een beslissing van deze rechtbank van 14 juli 2020. In deze beslissing heeft de strafrechter geoordeeld dat een DNA-onderzoek niet kan worden gerechtvaardigd en dat de kans zeer gering is dat eiser in de toekomst wederom misdrijven zal begaan.
4. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage is onderdeel van de uitspraak.
5. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
(de Afdeling) volgt dat verweerder beoordelingsruimte toekomt bij de beoordeling of de desbetreffende persoon beschikt over de bekwaamheid en betrouwbaarheid die nodig zijn voor het te verrichten werk, zie de uitspraak van 12 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1871). Die beoordelingsruimte is ingevuld met de Beleidsregels. De invulling die in paragraaf 3.3, van de Beleidsregels aan de term 'betrouwbaarheid' is gegeven, is naar het oordeel van de rechtbank niet onredelijk of anderszins rechtens onjuist. Aan medewerkers in de beveiligingsbranche worden, gelet op de aard van deze branche, hogere eisen gesteld dan aan medewerkers in willekeurige andere betrekkingen. Dit betekent dat verweerder als beoordelingsmaatstaf mag hanteren, dat de betrouwbaarheid en integriteit van beveiligingsmedewerkers boven iedere twijfel verheven dienen te zijn. Ook incidenten in de privésfeer mogen bij de beoordeling worden betrokken als deze zich naar hun aard niet verdragen met beveiligingswerkzaamheden. Het functioneren in de privésfeer mag voor verweerder een indicatie zijn voor het algehele functioneren, zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 8 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:576. 6. De rechtbank ziet in hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd, wat grotendeels een herhaling vormt van dat wat al in bezwaar naar voren is gebracht en waarop verweerder in het bestreden besluit al gemotiveerd is ingegaan, geen aanleiding voor een ander oordeel nu eiser niet heeft aangegeven wat er niet juist is aan de motivering van het bestreden besluit. Daarnaast zijn dezelfde gronden deels bij de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening aan de orde gekomen en heeft de voorzieningenrechter hier al een voorlopig oordeel over gegeven. De rechtbank verwijst naar de overwegingen onder 5, 6 en 7 en neemt de overwegingen van de voorzieningenrechter over.