ECLI:NL:RBDHA:2021:10251

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
20 september 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 7397
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing over functioneel leeftijdsontslag van brandweerpersoneel

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 15 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam bij de brandweer van de gemeente Wassenaar, en het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Haaglanden (VRH). De eiser, geboren in 1965, was sinds 1990 werkzaam bij de brandweer en had een FLO-leeftijd van 60 jaar. Hij was van mening dat hij onder de nieuwe FLO-regeling voor manschappen en bevelvoerders viel, die een uittredeleeftijd van 55 jaar hanteert. De rechtbank diende te beoordelen of de eiser recht had op deze lagere leeftijdsgrens, gezien de overgang naar de VRH en de toepassing van het Principeakkoord Reparatie FLO-overgangsrecht brandweerpersoneel van 25 maart 2017.

De rechtbank oordeelde dat de eiser niet onder de nieuwe regeling viel, omdat hij geen recht kon ontlenen aan de arbeidsvoorwaardenakkoorden en de eerder gemaakte afspraken. De rechtbank stelde vast dat de eiser bij de overgang naar de VRH geen bijzondere afspraken had gemaakt over zijn FLO-leeftijd en dat de regelgeving ten tijde van zijn aanstelling bij de VRH van toepassing was. De rechtbank volgde het advies van de Adviescommissie voor bezwaarschriften en verklaarde het beroep van de eiser ongegrond. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de geldigheid van de eerdere besluiten van de VRH en dat de eiser niet in aanmerking kwam voor een lagere FLO-leeftijd.

De uitspraak benadrukt het belang van de geldende regelgeving en de afspraken die zijn gemaakt bij de overgang naar een nieuwe werkgever. De rechtbank wees erop dat individuele ambtenaren geen rechten kunnen ontlenen aan arbeidsvoorwaardenakkoorden zonder dat daar concrete afspraken over zijn gemaakt. De eiser had geen rechtsmiddelen aangewend tegen zijn aanstellingsbesluit, waardoor dit in rechte vaststond. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet kon vertrouwen op de continuïteit van de regelgeving en dat zijn beroep ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7397 AW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Haaglanden (VRH), verweerder

(gemachtigde: P.F.M. Kok).

Procesverloop

Bij besluit van 6 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij valt onder de categorie medewerkers met een functioneel leeftijdsontslag leeftijd (FLO-leeftijd) van 60 jaar, voor wie - op grond van het Principeakkoord Reparatie FLO-overgangsrecht brandweerpersoneel van 25 maart 2017 (het Principeakkoord) - de leeftijdsgrens van 60 jaar wordt losgelaten. Voor zover eiser meent dat hij onder de nieuwe FLO-regeling voor manschappen en bevelvoerders valt, dan wordt hij daarin niet gevolgd. Verweerder ziet geen reden om terug te komen van eerder door hem genomen besluiten in deze.
Bij besluit van 19 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting via Skype heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2021.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde
.Voorts is van de zijde van verweerder verschenen mr. [A] .

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1.1.
Eiser, geboren op [geboortedag] 1965, is sinds 1 juni 1990 werkzaam geweest bij de brandweer van de gemeente Wassenaar, laatstelijk in de functie van Hoofd facilitaire en technische dienst. Hij is met ingang van 1 januari 2010 aangesteld in vaste dienst bij de gemeenschappelijke regeling VRH en geplaatst als teamleider Repressie/ manager B bij Korps Wassenaar.
1.2.
Per 1 januari 2006 is het FLO afgeschaft. Voor medewerkers die op
31 december 2005 werkzaam waren in een functie die uitzicht gaf op FLO is overgangsrecht afgesproken. De uitwerking hiervan is neergelegd in hoofdstuk 9b van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling/ Uitwerkingsovereenkomst (hierna: CAR/UWO) dan wel een vergelijkbare gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling.
1.3.
Bij besluit van 1 maart 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar eiser meegedeeld dat besloten is de operationele functies bij de brandweer, te weten de functies brandwacht, hoofdbrandwacht en de functie officier van dienst (OvD)/ bevelvoerder aan te wijzen als bezwarende functies. Eiser vervulde per 1 januari 2006 de functie van OvD/bevelvoerder. Daarnaast heeft hij minder dan 20 dienstjaren in een bezwarende functie. Daarom komt hij in aanmerking voor een extra bijdrage aan zijn levensloopregeling.
1.4.
Bij besluit van 30 november 2009 is eiser met ingang van 1 januari 2010 aangesteld in vaste dienst bij de gemeenschappelijke regeling VRH en geplaatst als teamleider Repressie/ manager B bij Korps Wassenaar.
Per 1 januari 2010 is de Wet Veiligheidsregio’s in werking getreden. Brandweerpersoneel van onder meer de gemeente Wassenaar is per die datum overgegaan naar de VRH.
1.5.
Op 25 maart 2017 is het Principeakkoord gesloten.
1.6.
Bij brief van 20 maart 2020 heeft eiser verweerder meegedeeld dat in het Principeakkoord een scheiding in leeftijden is aangebracht. Hij had een FLO-leeftijd van 60 jaar en op grond van de leeftijdsscheiding uit het Principeakkoord zou hij volgens verweerder niet langer in aanmerking komen voor het FLO-overgangsrecht. Eiser heeft verzocht hem mee te delen waaruit blijkt dat het loslaten van de FLO-leeftijd van 60 jaar geldt voor personeel, specifiek met de bezwarende functie van OvD. Hij verzoekt het nieuwe FLO-overgangsrecht, zoals neergelegd in het Principeakkoord, op hem van toepassing te verklaren.
1.7.
Bij het primaire besluit heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij valt onder de categorie medewerkers met een FLO-leeftijd van 60 jaar, voor wie op grond van het Principeakkoord de leeftijdsgrens van 60 jaar wordt losgelaten. In feite behoudt eiser minimaal dezelfde afspraken die hem in een eerder stadium waren toegezegd. Momenteel wordt er landelijk gewerkt aan de nadere uitwerking van deze afspraken uit het Principeakkoord, zodat de exacte details nog niet kunnen worden gegeven. Deze regels zullen te zijner tijd worden opgenomen in de Arbeidsvoorwaardenregeling VRH (Arg VRH).
Mocht eiser, gezien de huidige wijzigingen in het FLO-overgangsrecht als gevolg van het Principeakkoord, nu van mening zijn dat hij daardoor onder de nieuwe FLO-regeling voor manschappen en bevelvoerders valt, dan wordt hij daarin niet gevolgd. Het akkoord laat daar geen misverstand over bestaan en verweerder ziet geen reden om terug te komen van eerder door hem genomen besluiten in deze.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Verweerder heeft het advies van de Adviescommissie voor bezwaarschriften (de commissie) van 15 oktober 2020 gevolgd.
3. Eiser heeft gemotiveerd beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Wat zijn de regels?
4. De regels zijn opgenomen in een bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechter?
5.1.
Volgens vaste rechtspraak geldt het volgende.
Een beslissing, waarbij zonder dat een concrete uitkeringssituatie zich direct aandient een rechtsvaststelling plaatsvindt, moet opgevat worden als een beslissing die verband houdt met het recht op uitkering en daarmee als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). [1]
Individuele ambtenaren kunnen rechtspositionele aanspraken niet rechtstreeks ontlenen aan een arbeidsvoorwaardenakkoord. Zij ontlenen dergelijke aanspraken aan de ter uitvoering van dat akkoord vastgestelde algemeen verbindende voorschriften en (eventueel) in dit kader gehanteerde beleidsregels. [2]
Belanghebbenden mogen er voorts in het algemeen niet op vertrouwen dat de ten tijde van de toekenning geldende regelgeving onverminderd van kracht zal blijven. In zo’n situatie rust op het betrokken bestuursorgaan als regel geen verplichting om compensatie te bieden voor het door de verandering ontstane nadeel. De omstandigheden van het geval kunnen dit anders maken, met name indien sprake is van het door het bestuursorgaan gedane toezeggingen. [3]
De rechtbank overweegt dat in het primaire besluit is vermeld dat de wijzigingen als gevolg van het Principeakkoord nog niet waren opgenomen in de rechtspositieregeling. Niet in geschil is dat ten tijde van het bestreden besluit in Hoofdstuk 9f van de Arg VRH het “nieuw overgangsrecht FLO per 1 januari 2018” was opgenomen en dat voor de eventuele beoordeling van een/het geschil moet worden uitgegaan van het recht dat gold ten tijde van het nemen van het bestreden besluit. [4] Uit deze wijziging van regelgeving vloeit voort dat in de toekomst levensloopaanspraken van eiser zullen wijzigen.
Niet in geschil is dat eiser ten tijde van zijn dienstverband bij de gemeente Wassenaar de FLO-leeftijd van 60 jaar had. Bij de overgang naar zijn aanstelling bij de VRH is een overdrachtsformulier als bedoeld in paragraaf 1.25 van het Sociaal Plan opgesteld, dat door eiser is ondertekend, waarin vanuit de oude werkgever geen bijzonderheden of nadere afspraken ter zake van het FLO zijn opgenomen. Bij deze overgang is op grond van paragraaf 3.6, onder a, van het Sociaal Plan de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Den Haag (ARG) en daarmee het besluit van het college van burgemeester en wethouders van
’s-Gravenhage van 7 maart 1968, op hem van toepassing geworden. Daaruit volgt reeds dat voor de officier, zoals eiser, de FLO-leeftijd 60 jaar zou blijven en voor manschappen een FLO-leeftijd van 55 jaar zou gaan gelden. Eiser heeft geen aanleiding gezien om rechtsmiddelen aan te wenden tegen zijn aanstellingsbesluit bij de VRH in relatie tot de van toepassing zijnde regelgeving waarin verschillende FLO-leeftijden werden gehanteerd voor manschappen en officieren. Het aanstellingsbesluit staat dan ook in rechte vast.
Eiser mocht er, op grond van de hiervoor genoemde rechtspraak, in het algemeen niet op vertrouwen dat de ten tijde van de toekenning geldende regelgeving onverminderd van kracht zou blijven. Op grond van de beschikbare gegevens is niet komen vast te staan dat vanwege verweerder bij eiser zodanige verwachtingen zijn gewekt dat daarop een in rechte te honoreren beroep op het vertrouwensbeginsel kon worden gebaseerd, in die zin dat de destijds bestaande regelgeving met betrekking tot het FLO ondanks eventuele wijzigingen onverkort zou worden toegepast. [5]
5.3.
Voor zover eiser, met verwijzing naar eerdere harmonisatie (“vlaktrekken”) heeft gesteld dat hij recht heeft op een FLO-leeftijd van 55 jaar, heeft verweerder zich, in navolging van de commissie, niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een daartoe op 17 september 2014 genomen besluit. Bij besluit harmonisering FLO-leeftijd van 29 maart 2017 is de FLO-leeftijd van een bepaalde doelgroep bepaald op 55 jaar. Eiser behoorde, gelet op regelgeving die op hem van toepassing is geworden bij de overgang bezien in relatie tot zijn functie, niet tot die doelgroep. Met de uitwerking van het Principeakkoord in de Arg VRH is eiser evenmin onder de doelgroep komen te vallen voor wie de uittredeleeftijd van 55 jaar geldt.
5.4.
Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. Met het overnemen van het advies van de commissie, waarin is ingegaan op de door eiser genoemde gevallen, heeft verweerder afdoende gemotiveerd waarom geen sprake is van gelijke gevallen. In beroep heeft eiser dit niet weerlegd.
5.5.
De rechtbank is ter zitting ten slotte gebleken dat verweerder in april 2021, derhalve na het bestreden besluit, een besluit heeft genomen over de affinanciering/afkoop van het eerste deel van de levensloopaanspraken van eiser. Eiser heeft daartegen geen rechtsmiddelen aangewend. Een besluit over de affinanciering van het tweede deel volgt.
6. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard. Hetgeen eiser overigens heeft aangevoerd kan hier niet aan afdoen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
15 september 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Bijlage

Aanpassingswet in verband met de invoering van de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren (Aanpassingswet Wnra)
Artikel 11.2, voor zover hier van belang:
1. Op ambtenaren die op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren in dienst zijn van een veiligheidsregio als bedoeld in artikel 9 van de Wet veiligheidsregio’s is artikel 14, eerste lid, van de Ambtenarenwet 2017 van toepassing op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
3. Op ambtenaren in dienst van veiligheidsregio’s blijven de titels II, III en IIIa van de Ambtenarenwet tot het op grond van het eerste lid bij koninklijk besluit vast te stellen tijdstip van toepassing.
Awb
Artikel 1:3, voor zover hier van belang:
1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2. Onder beschikking wordt verstaan: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan.
Artikel 8:3, voor zover hier van belang:
1. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel
Sociaal Plan regionalisering brandweer Haaglanden van 13 mei 2009 (het Sociaal Plan)
Paragraaf 1.25 Overdrachtsformulier
Het overzicht dat de medewerker ontvangt van de oude werkgever, dat wordt overgedragen aan de nieuwe werkgever en waarin zijn vastgelegd de rechten, plichten, garanties, afspraken en andere rechtspositionele en arbeidsvoorwaardelijke bijzonderheden die voor de medewerker golden bij de oude werkgever. (…)
Paragraaf 3.6 Arbeidsvoorwaarden
a. Volgens de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Haaglanden zal op het personeel van de Veiligheidsregio een rechtspositieregeling van toepassing zijn, die voldoet aan de eisen van de CAR/UWO (artikel 55 GR VRH). Hieraan wordt invulling gegeven door de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Den Haag (ARG) en de daarop aanvullende rechtspositieregelingen van toepassing te verklaren.
Bij besluit van het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage (het college) van 7 maart 1968 is, ter uitvoering van het besluit van het college van 5 maart 1968 - inhoudende de invoering van het FLO voor het personeel van de Brandweer van deze gemeente - een overzicht vastgesteld in welke functies het personeel al dan niet op 55- dan wel 60-jarige leeftijd uitzicht heeft op FLO.
Voor allen uit de actieve repressieve dienst en Onderbrandmeesters en Brandmeesters bij de Afdeling Opleiding geldt de FLO-leeftijd 55 jaar.
Voor alle officieren, belast met de actieve repressieve dienst, - met uitzondering van de laagste officieren, voor wie een FLO-leeftijd van 55 jaar geldt - geldt de FLO-leeftijd van 60 jaar.
Op 25 maart 2017 is het Principeakkoord Reparatie FLO-overgangsrecht brandweerpersoneel gesloten tussen de Brandweerkamer van de VNG en diverse vakbonden. Het principeakkoord op 6 juli 2017 bekrachtigd.
Bij besluit harmonisering FLO-leeftijd van 29 maart 2017 (Blad gemeenschappelijke regeling 12 juli 2017, nr. 376) is besloten
I. de leeftijd voor het toekennen van buitengewoon verlof aan een ambtenaar met een bezwarende functie in de operationele dienst als bedoeld in hoofdstuk 9b van de Arg VRH
(getiteld: Overgangsregeling ambtenaren in een functie die op 31 december 2005 recht gaf op functioneel leeftijdsontslag) te bepalen op 55;
II. alle hiervan afwijkende regelingen op het gebied van vervroegd leeftijdsontslag in te trekken;
III. te bepalen dat deze regeling in werking treedt na bekendmaking en terugwerkt tot
1 januari 2010.
Bij besluit Openbaar lichaam Veiligheidsregio Haaglanden - intrekken besluit harmonisering FLO-leeftijd van 13 januari 2021 (Blad gemeenschappelijke regeling van
11 februari 2021, nr. 122) is besloten om het besluit van 29 maart 2017 in te trekken, omdat met de inwerkingtreding van de hoofdstukken 9e en 9f van de Arg VRH aan dit besluit geen betekenis meer toekomt.
Arg VRH
Artikel 9f:4 Afwijkende FLO-leeftijden, voor zover hier van belang:
1. Artikel 9f:3 is van overeenkomstige toepassing op de ambtenaar, als bedoeld in de artikelen 9b:4 lid 3 en 9b:26 lid 2, maar niet op een ambtenaar waarvan de leeftijdsgrens is vastgesteld op 60 jaar.
3. De levensloopaanspraken van de ambtenaar die op 31 december 2021 jonger dan 60 jaar is, worden in de maand december 2021 afgekocht zoals bepaald in artikel 9e:17, lid 1.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 15 juli 2004 (ECLI:NL:CRVB:2004:AQ5147)
2.Uitspraak van de Raad van 28 februari 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:716)
3.Uitspraak van de Raad van 19 november 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:2880)
4.Zie rechtspraak bij voetnoot 2
5.Vergelijk de uitspraak van de Raad van 24 december 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BK8779)