In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 15 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam bij de brandweer van de gemeente Wassenaar, en het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Haaglanden (VRH). De eiser, geboren in 1965, was sinds 1990 werkzaam bij de brandweer en had een FLO-leeftijd van 60 jaar. Hij was van mening dat hij onder de nieuwe FLO-regeling voor manschappen en bevelvoerders viel, die een uittredeleeftijd van 55 jaar hanteert. De rechtbank diende te beoordelen of de eiser recht had op deze lagere leeftijdsgrens, gezien de overgang naar de VRH en de toepassing van het Principeakkoord Reparatie FLO-overgangsrecht brandweerpersoneel van 25 maart 2017.
De rechtbank oordeelde dat de eiser niet onder de nieuwe regeling viel, omdat hij geen recht kon ontlenen aan de arbeidsvoorwaardenakkoorden en de eerder gemaakte afspraken. De rechtbank stelde vast dat de eiser bij de overgang naar de VRH geen bijzondere afspraken had gemaakt over zijn FLO-leeftijd en dat de regelgeving ten tijde van zijn aanstelling bij de VRH van toepassing was. De rechtbank volgde het advies van de Adviescommissie voor bezwaarschriften en verklaarde het beroep van de eiser ongegrond. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de geldigheid van de eerdere besluiten van de VRH en dat de eiser niet in aanmerking kwam voor een lagere FLO-leeftijd.
De uitspraak benadrukt het belang van de geldende regelgeving en de afspraken die zijn gemaakt bij de overgang naar een nieuwe werkgever. De rechtbank wees erop dat individuele ambtenaren geen rechten kunnen ontlenen aan arbeidsvoorwaardenakkoorden zonder dat daar concrete afspraken over zijn gemaakt. De eiser had geen rechtsmiddelen aangewend tegen zijn aanstellingsbesluit, waardoor dit in rechte vaststond. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet kon vertrouwen op de continuïteit van de regelgeving en dat zijn beroep ongegrond werd verklaard.