ECLI:NL:CRVB:2019:716

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 februari 2019
Publicatiedatum
5 maart 2019
Zaaknummer
17/8284 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de overgangsregeling inzake de afbouwtoelage inconveniënten in verband met het vervallen van de inconveniëntentoelage AID en Tijdelijke regeling aflopende en aansluitende toelage NVWA

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een ambtenaar werkzaam bij het ministerie van Economische Zaken en Klimaat, die bezwaar heeft gemaakt tegen de bijstelling van zijn afbouwtoelage inconveniënten. De appellant ontving voorheen een inconveniëntentoelage AID, maar na de fusie van verschillende diensten tot de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) is hij overgegaan op een afbouwtoelage. De minister heeft de afbouwtoelage met ingang van 1 december 2015 naar beneden bijgesteld, wat de appellant niet kon accepteren. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het bezwaar van de appellant gegrond verklaard en het besluit van de minister vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarbij wordt gesteld dat de Tijdelijke regeling, die in werking was getreden, het toepasselijke recht bevatte voor de bijstelling van de afbouwtoelage. De Raad oordeelt dat de minister ten onrechte niet van de toepasselijkheid van deze regeling is uitgegaan en dat de bijstelling van de afbouwtoelage terecht is gehandhaafd. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten in hoger beroep.

Uitspraak

17.8284 AW

Datum uitspraak: 28 februari 2019
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 november 2017, 17/1345 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Minister van Economische Zaken en Klimaat (minister)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P. Bots hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2019. De zaak is ter zitting gevoegd behandeld met de zaken 17/5570 AW, 17/7559 AW en 17/8282 AW. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Bots. Het minister heeft zich laten vertegenwoordigen door D.J. Diederix en mr. L.E. Heerma van Voss.
In de zaken 17/5570 AW, 17/7559 AW en 17/8282 AW is heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is werkzaam bij het ministerie van Economische Zaken en Klimaat als [functie] . Tot 1 januari 2012 was hij werkzaam bij de [onderdeel] ( [onderdeel] ) en ontving hij een inconveniëntentoelage AID.
1.2.
Een aantal diensten, waaronder de AID, is met ingang van 1 januari 2012 gefuseerd tot de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). In het kader van die fusie is de Overeenkomst Arbeidsvoorwaarden NVWA van 5 juli 2011 opgesteld (overeenkomst). In onderdeel B van die overeenkomst is een overgangsregeling opgenomen (overgangsregeling). In overeenstemming met de overgangsregeling ontving betrokkene vanaf 1 januari 2012 een afbouwtoelage inconveniënten (afbouwtoelage) in verband met het vervallen van de inconveniëntentoelage AID.
1.3.
Bij besluit van 21 januari 2016 is de functie van appellant van [functie] opnieuw beschreven en gewaardeerd. Per 1 december 2015 is de functie ingedeeld in salarisschaal 11. Tot die datum was dit salarisschaal 10. Bij het besluit van 21 januari 2016 is tevens bepaald dat de door appellant ontvangen afbouwtoelage met ingang van 1 december 2015 met hetzelfde bedrag naar beneden wordt bijgesteld als zijn salaris per die datum en in de toekomst zal toenemen door de plaatsing in de hogere schaal. Tegen deze laatste beslissing heeft appellant bezwaar gemaakt.
1.4.
Op 13 november 2016 hebben de minister en de Minister voor Wonen en Rijksdienst ter uitvoering van de overeenkomst de Tijdelijke regeling aflopende en aansluitende toelage NVWA (Stcrt. 2016, nr. 60956; Tijdelijke regeling) vastgesteld. In artikel 9 van de Tijdelijke regeling is bepaald dat de regeling in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en terugwerkt tot en met
1 januari 2012.
1.5.
Het bezwaar van appellant tegen de bijstelling van de afbouwtoelage inconveniënten is bij besluit van 29 november 2016 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd dat in punt 4 van de overgangsregeling is opgenomen: ‟In geval van verhoging van het salaris van de medewerker anders dan door bevordering naar een hogere salarisschaal, wordt de oude bruto bezoldiging met hetzelfde bedrag verhoogd. Periodieken hebben geen negatief effect voor de medewerker op de hoogte van de afbouwtoelage.” Onder bevordering moet in dit verband volgens de minister worden verstaan: iedere plaatsing in een hogere salarisschaal. Ook de toekenning van een hogere functieschaal op basis van een nieuwe functiewaardering valt hier onder. Doordat appellant per 1 december 2015 is geplaatst in salarisschaal 11, trede 8, komt zijn inschaling per die datum uit boven het maximum van zijn vorige salarisschaal, schaal 10. Gezien punt 4 van de overgangsregeling is er aanleiding voor bijstelling van de afbouwtoelage. Daarbij is verwezen naar een uitspraak van de
Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst (AAC) van 17 november 2015.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven en beslissingen gegeven over de vergoeding van griffierecht en proceskosten.
Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat voor de beoordeling van het geschil moet worden uitgegaan van het recht zoals dat gold ten tijde van het bestreden besluit. Op dat moment was de Tijdelijke regeling vastgesteld en in werking getreden. De minister is ten onrechte niet van de toepasselijkheid van die regeling uitgegaan. Om die reden heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd. Verder heeft de rechtbank overwogen dat de minister, gelet op de
artikelen 1 tot en met 3 van de Tijdelijke regeling, terecht is overgegaan tot de bijstelling van de afbouwbouwtoelage. Volgens de rechtbank zou deze uitkomst ook hebben gegolden als zou worden uitgegaan van punt 4 van de overgangsregeling. De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven.
3. De Raad komt naar aanleiding van wat partijen in hoger beroep hebben aangevoerd tot de volgende beoordeling.
3.1.
De Raad stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 3 juli 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BD7232) individuele ambtenaren rechtspositionele aanspraken niet rechtstreeks ontlenen aan een arbeidsvoorwaardenakkoord. Zij ontlenen dergelijke aanspraken aan de ter uitvoering van dat akkoord vastgestelde algemeen verbindende voorschriften en in dit kader gehanteerde beleidsregels.
3.2.
In dit geval zijn de ter uitvoering van de onder 1.2 genoemde overeenkomst vastgestelde algemeen verbindende voorschriften opgenomen in de onder 1.4 genoemde Tijdelijke regeling, die in overleg met de centrales van overheidspersoneel tot stand is gekomen.
Nu voor de beoordeling van het geschil moet worden uitgegaan van het recht dat gold ten tijde van het nemen van het bestreden besluit en de Tijdelijke regeling op dat moment was vastgesteld en in werking getreden, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de Tijdelijke regeling het hier toepasselijke recht bevat met betrekking tot de aanspraak op en bijstelling van de afbouwtoelage. Dat, zoals appellant heeft aangevoerd, de vaststelling van de
Tijdelijke regeling heeft plaatsgevonden na het uitbrengen van het advies van de bezwaaradviescommissie en zeer kort voor het nemen van het bestreden besluit, doet daar
niet aan af.
3.3.
Aan de stelling van appellant dat men bij het opstellen van de onder 1.2 bedoelde overeenkomst, in het bijzonder punt 4 van de overgangsregeling, slechts het oog zou hebben gehad op AID-medewerkers die in het kader van de totstandkoming van de NVWA zijn bevorderd van schaal 8 naar schaal 9 - de minister heeft deze stelling uitdrukkelijk bestreden - kan, wat hiervan verder zij, voorbij worden gegaan, omdat de Tijdelijke regeling hier het toepasselijke recht bevat. Nu de tekst van de Tijdelijke regeling noch de toelichting hierop aanknopingspunten geeft om aan te nemen dat de Tijdelijke regeling niet op appellant van toepassing is en namens appellant ter zitting van de Raad is erkend dat de bijstelling van de afbouwtoelage op grond van de Tijdelijke regeling zelf juist is, is die bijstelling bij het bestreden besluit terecht gehandhaafd.
3.4.
Uit 3.1 tot en met 3.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, moet worden bevestigd.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten in hoger beroep bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs als voorzitter en J.J.T. van den Corput en
K.H. Sanders als leden, in tegenwoordigheid van S.H.H. Slaats als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2019.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) S.H.H. Slaats
lh