ECLI:NL:RBDHA:2020:9651
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herzieningsverzoek ZW-uitkering en toepassing van artikel 4:6 Awb
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 augustus 2020 uitspraak gedaan in een herzieningsverzoek met betrekking tot een Ziektewet (ZW) uitkering. Eiseres, die zich op 20 december 2010 ziek meldde, had eerder een ZW-uitkering ontvangen, maar werd per 22 augustus 2012 weer geschikt geacht voor haar eigen werk. Eiseres verzocht om terug te komen van dit besluit, omdat zij meende dat er nieuwe medische informatie was die haar ongeschiktheid voor werk bevestigde. Verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), heeft het verzoek afgewezen, stellende dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit van 15 augustus 2012 onherroepelijk was en dat eiseres nieuw gebleken feiten of omstandigheden diende aan te voeren om haar verzoek te onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de medische informatie van PsyQ, waar eiseres naar verwees, geen nieuwe feiten bevatte die niet eerder waren meegewogen. De verzekeringsarts van het Uwv had in haar rapportage van 14 februari 2020 geconcludeerd dat de ADHD-klachten van eiseres al eerder waren onderkend en dat de informatie van PsyQ niet leidde tot een andere beoordeling van haar belastbaarheid ten tijde van het eerdere besluit.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat zij niet had aangetoond dat er nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening van het eerdere besluit rechtvaardigden. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in het kader van de maatregelen rondom het coronavirus, waardoor deze niet op een openbare zitting kon worden uitgesproken, maar later alsnog gepubliceerd zal worden.