ECLI:NL:RBDHA:2020:955
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verantwoordelijkheid van Italië voor de asielaanvraag van een vreemdeling onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 januari 2020 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een vreemdeling, in beroep ging tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, conform de Dublinverordening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claim dat hij in Italië een onmenselijke behandeling zou ondergaan vanwege inadequate opvang. De rechtbank heeft het rapport van de Schweizerische Flüchtlingshilfe (SFH) van 8 mei 2019, dat door de eiser was ingediend ter ondersteuning van zijn argument, niet als voldoende overtuigend beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de informatie in het rapport geen wezenlijk ander beeld schetst dan eerder beoordeelde stukken en dat de situatie in Italië niet zodanig is verslechterd dat er een reëel risico bestaat op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank heeft ook de argumenten van de eiser over zijn psychische klachten verworpen, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.