Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 augustus 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel was gebaseerd op artikel 59b, eerste lid, onder a, b en c, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, geboren in Gaza, heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De zitting vond plaats op 7 september 2020, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. H. Remerie, en de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. F.W. Verbaas.
De rechtbank overwoog dat de maatregel van bewaring noodzakelijk was voor de vaststelling van de identiteit of nationaliteit van eiser en voor het verkrijgen van gegevens die nodig zijn voor de beoordeling van een asielaanvraag. Eiser voerde aan dat de eerdere maatregel van bewaring onrechtmatig was, maar de rechtbank oordeelde dat de rechtmatigheid van een eerdere maatregel niet ter beoordeling kan worden voorgelegd in de procedure tegen een latere maatregel. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat de gronden voor de maatregel voldoende waren onderbouwd.
De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat het beroep ongegrond was. De uitspraak werd gedaan door mr. E.J. van Keken, in aanwezigheid van griffier mr. A.W. Martens. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.