Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopBij besluit van 2 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
Overwegingen
30 mei 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1794) uitspraak gedaan over de situatie van statushouders in Italië. De Afdeling heeft in deze uitspraak onder meer overwogen dat de situatie van asielzoekers niet te vergelijken is met die van statushouders, die immers dezelfde rechten hebben als Italiaanse staatsburgers op het gebied van werk, gezondheidszorg, sociale huisvesting, onderwijs en sociale voorzieningen. De feitelijke situatie in Italië voor statushouders is wel moeilijk, vooral nadat zij de opvang hebben moeten verlaten. Deze situatie is echter niet zo slecht dat sprake is van extreme armoede of ontberingen van eerste levensbehoeften en rechteloosheid waartegenover de Italiaanse autoriteiten onverschillig zouden staan en waardoor er sprake zou zijn van een schending van artikel 3 van het EVRM. Van vreemdelingen mag worden verwacht dat zij in Italië zelf de rechten die voortvloeien uit hun status effectueren en zich in dat kader wenden tot de hogere autoriteiten.
5 augustus 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1848) waarin wordt bevestigd dat verweerder in het geval van Italië nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. De rechtbank acht hierbij van belang dat de door eiser overgelegde rapporten in deze uitspraken reeds zijn betrokken door de Afdeling.