ECLI:NL:RBDHA:2020:8461

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
1 september 2020
Zaaknummer
NL19.19172 rectificatie
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Afghaanse politieagent en de beoordeling van de geloofwaardigheid van zijn verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser met de Afghaanse nationaliteit, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was eerder door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Eiser, die als politieagent in Afghanistan had gewerkt, stelde dat hij vanwege zijn werk en de toenemende invloed van de Taliban in gevaar was. Hij had verklaard dat hij in 2016 door de Taliban was bedreigd en dat er een doodvonnis tegen hem was uitgesproken. Tijdens de zitting op 26 juni 2020 heeft eiser zijn verhaal toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest.

De rechtbank heeft de verklaringen van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de Staatssecretaris niet onterecht had geoordeeld dat de asielaanvraag ongegrond was. De rechtbank oordeelde dat de relevante elementen van eisers asielrelaas niet voldoende geloofwaardig waren. Eiser had niet overtuigend kunnen aantonen dat hij specifiek het doelwit was van de Taliban, en zijn verklaringen over de bedreigingen en de dood van zijn zoon en broer werden als ongeloofwaardig beschouwd. De rechtbank heeft ook overwogen dat de inzet van een Iraanse tolk in plaats van een Afghaanse tolk niet onzorgvuldig was, aangezien eiser geen problemen had ervaren met de vertaling.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 1.050,- zijn vastgesteld. Deze uitspraak is gedaan in het kader van de beoordeling van de asielaanvraag en de veiligheidssituatie in Afghanistan, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen reëel risico is voor eiser bij terugkeer naar Afghanistan.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL19.19172 RECTIFICATIE
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummeraanduiding] (gemachtigde: mr. R.J.J. Flantua),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. Post).

Procesverloop

Bij besluit van 9 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft de gronden van beroep aangevuld op 19 juni 2020.
De zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M.O. Salim.

Overwegingen

Eiser heeft de Afghaanse nationaliteit en hij is geboren op [geboortedatum] 1964.
Eiser heeft, kort samengevat, het volgende aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiser werkte in Afghanistan als politieagent. In het gebied waar eiser werkte, kreeg de Taliban steeds meer invloed. In 2016 is eiser staande gehouden door leden van de Taliban. Zij beschuldigden eiser ervan samen te werken met de Amerikanen en ze zeiden dat eisers doodvonnis door de militaire rechtbank is uitgesproken. Gedurende het gesprek kwamen er voertuigen van het leger aan, waardoor de Taliban-leden in paniek raakten en vertrokken. Eiser is toen door één van de Taliban-leden met een mes gestoken. Hij is daardoor een maand opgenomen geweest in een ziekenhuis. De Taliban is in 2016
langsgekomen bij eisers broer in Kabul omdat ze op zoek waren naar eiser. Een maand voor eisers vlucht in 2018 kwam eisers zwager langs op eisers werk en vertelde hij dat de Taliban eisers huis was binnengevallen. Eisers zoon is daarbij gedood en eisers broer is daarbij ernstig gewond geraakt en in het ziekenhuis overleden. Eiser heeft toen hij in Nederland was contact opgenomen met een vrouw in Afghanistan, via een Afghaanse vrouw uit Den Haag ( [A] ). De vrouw in Afghanistan heeft eisers familie getraceerd en drie documenten toegestuurd aan eiser. Het gaat om de volgende stukken: Een dreigbrief van de Taliban van 4 augustus 2018 in het Pashtun, een dreigbrief van de Taliban van 24 december 2018 in het Dari, en een uittreksel van het medisch dossier van eisers broer [B] . Eiser heeft deze documenten bij zijn asielaanvraag overgelegd.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1) Nationaliteit, identiteit en herkomst;
2) Eiser was werkzaam bij de nationale politie van 2005 tot zijn vertrek omstreeks juli 2018;
3) Eiser heeft verklaard over de persoonlijke problemen met de Taliban: de staandehouding waarbij hij met de dood bedreigd is, de inval in de woning van zijn broer in Kabul en de inval in het huis van eiser waarbij zijn zoon en schoonzus zijn gedood;
4) Problemen Taliban vanwege etnische afkomst;
5) Problemen vanwege religie.
4. Verweerder heeft de relevante elementen 1, 2 en 5 geloofwaardig geacht. Verweerder heeft de elementen 3 en 4 ongeloofwaardig geacht.
5. Over relevant element 3 overweegt verweerder dat Bureau Documenten geen oordeel kan geven over de echtheid van de overgelegde documenten, vanwege het ontbreken van voldoende en betrouwbaar vergelijkingsmateriaal. Dat eiser in het bezit is gekomen van de documenten via een Afghaanse vrouw in Nederland, die weer via een vrouw in Afghanistan de documenten heeft verkregen, acht verweerder opmerkelijk. Verweerder betrekt hierbij dat eiser in eerste instantie niet de naam kan noemen van de vrouw in Afghanistan. Eiser heeft verder verklaard dat hij, ondanks dat hij al een langere tijd werkzaam was voor de nationale politie, voor 2016 nooit problemen heeft ondervonden met de Taliban. Hij kan geen bevredigende verklaring geven over de reden dat in juni 2016 jegens hem een doodvonnis is uitgesproken. Verweerder acht het opmerkelijk dat eiser bij de staandehouding niet direct gedood is. Eiser heeft verder niet, met bijvoorbeeld een medisch dossier, onderbouwd dat hij een maand in een ziekenhuis heeft gelegen. Eiser heeft verder de incidenten in zijn huis en in het huis van zijn broer gebaseerd op vermoedens en verklaringen van derden. Het is niet gebleken dat specifiek eiser het doelwit was van de gestelde aanval.
6. Over relevant element 4 overweegt verweerder als volgt. Het blijkt uit eisers verklaringen dat eiser alleen op vermoedens baseert dat de problemen met de Taliban deels te maken kunnen hebben met zijn etniciteit, nu de Taliban behoort tot de Pashtun en eiser tot de Tadzjieken.

Ten aanzien van de tolk

7. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder tijdens de gehoren ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van een registertolk Dari uit Afghanistan. Tolken Dari zijn vaak Iraanse tolken die Farsi spreken, zoals ook in eisers geval. Er is uitdrukkelijk verzocht om een Afghaanse tolk Dari en hier is zonder motivering geen gehoor aan gegeven. Eiser dient opnieuw gehoord te worden.
8. De rechtbank is van oordeel dat het inzetten van een registertolk Dari uit Iran, en niet uit Afghanistan, niet onzorgvuldig is geweest. Eiser heeft in het nader gehoor verklaard dat hij de tolk goed kan verstaan en dat hij de tolk van het eerste gehoor ook goed kon verstaan. Eiser heeft bevestigd dat er geen problemen waren tijdens het gehoor. Hij heeft de tijdens het gehoor overgelegde dreigbrief zelf op een juiste manier vertaald. Eiser heeft verder de mogelijkheid gehad en ook benut om correcties en aanvullingen in te dienen naar aanleiding van de gehoren. Dat eiser is gehoord door een registertolk Dari uit Iran, maakt niet dat eiser in zijn belangen is geschaad. De beroepsgrond slaagt niet.

Ten aanzien van de (verkrijging van de) overgelegde documenten

9. Eiser heeft verder aangevoerd dat hij met de overgelegde documenten zijn asielrelaas voldoende heeft onderbouwd. Eisers taskera dient onderzocht te worden op echtheid, het is onduidelijk of dit is gebeurd. In het dossier bevindt zich een bewijs van ontvangst van documenten van 27 of 28 juli 2018 met het nummer van de taskera. Verweerder kan verder de echtheid van het document van het ziekenhuis vaststellen via een individueel ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Eiser heeft niet vreemd verklaard over hoe hij aan de documenten is gekomen. Eiser kende de vrouw in Afghanistan niet en omdat verweerder de naam van deze vrouw blijkbaar wilde weten, is hij er via [A] achter gekomen dat zij [C] heet. Voor eiser was alleen belangrijk dat hij informatie kreeg over zijn familie. Wie dat voor hem zou verkrijgen was voor hem niet van belang. De opmerkingen van verweerder in het voornemen berusten op een onzorgvuldige lezing van eisers verklaringen. Eiser heeft in het nader gehoor gesproken over de gezondheidstoestand van [A] , terwijl verweerder ten onrechte denkt dat het ging om [C] .
10. De rechtbank overweegt als volgt. Het uitgangspunt is dat het niet voor risico van de vreemdeling kan worden gebracht dat de authenticiteit van een document niet kan worden vastgesteld wegens het ontbreken van referentiemateriaal, indien het een eerste asielaanvraag betreft en er bij verweerder geen concrete twijfel bestaat over de authenticiteit van dit document.1 Daargelaten dat de authenticiteit van de dreigbrieven en het medisch dossier van eisers broer niet is komen vast te staan, heeft verweerder niet ten onrechte opmerkelijk geacht hoe eiser aan de documenten is gekomen. Verweerder wijst er niet ten onrechte op dat eiser weinig heeft verklaard over de vrouw die de documenten uit Afghanistan heeft gehaald. Ook de precieze gang van zaken hoe [C] in Afghanistan eisers familie heeft getraceerd blijft vaag. Ook over de vraag waarom deze vrouw deze moeite heeft gedaan om de betreffende bescheiden te achterhalen, heeft eiser zich niet nader uitgelaten. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat van eiser verwacht mag worden dat hij meer kon verklaren over de gang van zaken ten aanzien van
1. Zie de uitspraken van de ABRvS van 18 december 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3468) en 13 oktober 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BU1275).
het verkrijgen van de documenten. Verweerder heeft daarom niet ten onrechte getwijfeld aan de authenticiteit van de dreigbrieven en het medisch dossier. Verweerder heeft verder de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig geacht. Een taskera is een identificerend document en het zegt niets over het asielrelaas. Verweerder heeft de taskera dan ook niet hoeven mee te nemen in de beoordeling van het asielrelaas.

T.a.v. de staandehouding en de invallen

11. Eiser voert verder aan dat verweerder moet onderbouwen waarom het vreemd is dat eiser niet meteen door de Taliban is doodgeschoten en eerst uitleg heeft gekregen. De gang van zaken rondom eisers staandehouding is niet bevreemdingwekkend gelet op de chaotische situatie in Afghanistan. Er is geen standaard werkwijze hoe de Taliban met tegenstanders omgaat. Eiser heeft verder in de zienswijze verwezen naar een artikel van
www.pajhwok.comvan 15 april 2016. Eiser wil hiermee onderbouwen dat de staandehouding door de Taliban niet uit de lucht kwam vallen, maar dat het te maken had met de strijd tussen Afghaanse autoriteiten en de Taliban in Logar en Baraki Barak in 2016. Eiser kan de naam van zijn arts niet noemen omdat hij is behandeld door meerdere artsen. Hij heeft geen medisch dossier meegekregen. Verweerder had verder moeten doorvragen als de situatie in de periode van de inval in 2018 niet duidelijk was. Eiser was voorzichtig en verbleef op het politiebureau, daarom had hij geen problemen meer met de Taliban. Uit eisers medisch dossier in Nederland blijkt dat hij lijdt aan PTSS als gevolg van de gebeurtenissen. Eiser heeft op 24 april 2020 een aanvraag gedaan bij het iMMO voor een onderzoek. Hierbij is onder meer gevraagd of het aannemelijk is dat de littekens van eiser voortkomen uit het asielrelaas, of de psychische klachten zijn voortgekomen uit het asielrelaas en of deze tijdens de gehoren hebben geïnfereerd met eisers vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren.
11. De rechtbank overweegt als volgt. Eiser miskent met zijn stelling dat het aan hem is om zijn asielrelaas te onderbouwen. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser geen goede verklaring heeft gegeven waarom er in 2016 tegen hem een doodvonnis is uitgesproken. Verweerder heeft zich ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij specifiek een doelwit zou zijn van de Taliban. Dat eiser eerst uitleg kreeg over het doodvonnis en dat hij vervolgens niet meteen gedood is, heeft verweerder niet ten onrechte merkwaardig geacht. Eisers heeft zijn ziekenhuisopname niet nader onderbouwd. Eisers stelling dat het opmaken van medische dossiers niet gebruikelijk is in een provinciaal ziekenhuis is ook niet onderbouwd. Verweerder mocht van eiser verwachten dat hij meer kon vertellen over de ziekenhuisopname, hij stelt immers een maand in het ziekenhuis te hebben gelegen. Het overgelegde artikel heeft verder geen betrekking op eiser, en kan daarom niet als onderbouwing voor zijn asielrelaas dienen. Verweerder heeft zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de inval in het huis van eisers broer in 2016 en in eisers woning in 2018 specifiek op eiser waren gericht. Verweerder heeft bij zijn oordeel kunnen betrekken dat eiser na het incident in 2016 nog twee jaar zonder problemen in Afghanistan heeft kunnen wonen en werken. Verweerder heeft niet ten onrechte eisers stelling dat hij voorzichtig was en veelal op het politiebureau verbleef onvoldoende bevonden voor een ander oordeel. Verweerder heeft hierbij kunnen betrekken dat de Taliban eiser op het politiebureau had kunnen vinden, als ze naar hem op zoek waren. Verweerder heeft verder terecht overwogen dat het Nederlandse medisch dossier van eiser niet als onderbouwing van het asielrelaas kan dienen. Uit het medisch dossier blijkt weliswaar dat het niet goed gaat met eiser, maar het onderbouwt niet de
gestelde gebeurtenissen in Afghanistan. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser desgevraagd naar voren gebracht dat het onduidelijk is wanneer de onderzoeksresultaten van het iMMO beschikbaar zullen zijn. De rechtbank heeft, mede gelet op de onzekerheid van de tijd, beslist om niet op de uitkomst van het iMMO-onderzoek te wachten. Verder is onvoldoende duidelijk hoe de iMMO rapportage een onderbouwing kan geven van het asielrelaas.

Ten aanzien van het behoren tot een risicogroep als politieman

13. Eiser verwijst naar het geldende beleid dat is vastgelegd in WBV 2018/7, ongewijzigd in WBV 2019/11. Hieruit volgt dat personen actief voor het justitieel apparaat tot een risicogroep behoren. Er moet vanuit gegaan worden dat de nationale politie hier ook deel van uitmaakt. Eiser verwijst verder naar de Country Guide van EASO van juni 2019. Hierin wordt vermeld dat de Afghaanse politie regelmatig het doelwit is van aanslagen door opstandelingen.
13. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder heeft in het bestreden besluit neergelegd dat eiser niet behoort tot een risicogroep en/of een kwetsbare minderheidsgroep. Verweerder is hier in het verweerschrift op teruggekomen en hij heeft vermeld dat eiser valt onder Paragraaf C7/2.3.2, aanhef en onder c, van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Ingevolge Paragraaf C7/2.3.2, aanhef en onder c, van de Vc wordt de volgende categorie vreemdelingen aangemerkt als risicogroep:
“burgers die geassocieerd worden met – of die beschouwd worden als ondersteunend aan – de Afghaanse regering, pro-regering gewapende groepen, het Afghaanse maatschappelijk middenveld en de internationale gemeenschap in Afghanistan, waaronder internationale strijdkrachten, en dientengevolge extra risico lopen op gericht geweld van met name de Taliban en ISKP.
Het volgt uit Paragraaf C7/3.2 van de Vc dat als sprake is van geloofwaardige en individualiseerbare verklaringen, een vreemdeling met geringe indicaties aannemelijk kan maken dat zijn problemen die verband houden met één van de vervolgingsgronden leiden tot een gegronde vrees voor vervolging. Volgens verweerder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een gegronde vrees voor vervolging, omdat er geen sprake is van geloofwaardige en individualiseerbare verklaringen.
13. Dat verweerder in het verweerschrift het bestreden besluit op dit punt heeft herroepen, leidt tot de conclusie dat er een gebrek is in het bestreden besluit en dat het beroep gegrond is. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
13. De rechtbank ziet aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten zoals bedoeld in artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb. Zoals reeds is geoordeeld heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers asielrelaas ongeloofwaardig is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich daarom niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van geloofwaardige en individualiseerbare verklaringen.

Ten aanzien van de algemene veiligheidssituatie in Afghanistan

17. Eiser voert verder aan dat ook vanwege de algemene veiligheidssituatie in Afghanistan en Logar niet van hem kan worden gevergd dat hij terugkeert naar Afghanistan
en Logar. Het volgt uit de EASO2 rapporten ‘
Country Guidance: Afghanistan’en ‘
Afghanistan Security Situation’van juni 2019 dat Baraki Barak waar eiser vandaan komt onder controle staat van de Taliban.
18. De rechtbank is van oordeel dat er in Afghanistan geen situatie is waarbij een burger louter door zijn aanwezigheid een reëel risico loopt op ernstige schade. Dit volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 18 december 20193, waarin de ARBvS haar eerdere standpunt volgt. De rapporten die eiser heeft overgelegd zijn door de ABRvS meegenomen in haar beoordeling. In de uitspraak van 15 januari 20204 is het genoemde standpunt door de ABRvS herhaald. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
18. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond.
18. Gelet op wat de rechtbank heeft overwogen onder 14. is het beroep gegrond.
18. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van €
1.05,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. van Gestel, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
2 European Asylum Support Office
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
17 juli 2020

Documentcode: DSR12187952

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen
vier wekenna de dag van bekendmaking.