ECLI:NL:RVS:2020:62
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 8 november 2019 het beroep van de vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ongegrond heeft verklaard. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 30 augustus 2019 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.L. van Leer, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 15 januari 2020 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De Afdeling oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
De Afdeling verwijst naar een eerdere uitspraak van 18 december 2019, waarin een vergelijkbare rechtsvraag over de veiligheidssituatie in Afghanistan is behandeld. De Afdeling concludeert dat er geen reden is om in dit geval anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden, en de beslissing van de rechtbank blijft in stand.