ECLI:NL:RVS:2020:62

Raad van State

Datum uitspraak
15 januari 2020
Publicatiedatum
14 januari 2020
Zaaknummer
201908292/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning asiel en hoger beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 8 november 2019 het beroep van de vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ongegrond heeft verklaard. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 30 augustus 2019 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.L. van Leer, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 15 januari 2020 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De Afdeling oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

De Afdeling verwijst naar een eerdere uitspraak van 18 december 2019, waarin een vergelijkbare rechtsvraag over de veiligheidssituatie in Afghanistan is behandeld. De Afdeling concludeert dat er geen reden is om in dit geval anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden, en de beslissing van de rechtbank blijft in stand.

Uitspraak

201908292/1/V2.
Datum uitspraak: 15 januari 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 8 november 2019 in zaak nr. NL19.21086 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 30 augustus 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 8 november 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.L. van Leer, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.    Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 18 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4200, over de algemene veiligheidssituatie in Afghanistan). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.    Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.
w.g. Troostwijk    w.g. Van de Sluis
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2020
802-897.