Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende vreemdelingenbewaring. Eiser, die stelt Eritrese nationaliteit te hebben, was in bewaring gesteld op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring, die op 3 juli 2020 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgeheven. Het beroep omvatte tevens een verzoek om schadevergoeding.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de beoordeling zich beperkt tot de vraag of eiser recht heeft op schadevergoeding, nu de bewaring is opgeheven. Eiser voerde aan dat verweerder voorafgaand aan de opheffing van de bewaring had moeten volstaan met een lichter middel, aangezien hij had aangegeven te willen meewerken aan zijn vertrek. De rechtbank overwoog dat vreemdelingenbewaring een ultimum remedium is en dat de inbewaringstelling alleen kan plaatsvinden als dit evenredig en noodzakelijk is.
De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had gesteld dat er geen andere afdoende maar minder dwingende maatregelen dan de inbewaringstelling doeltreffend konden worden toegepast. Eiser had in het verleden niet voldaan aan de aanzegging om Nederland te verlaten en beschikte niet over de benodigde middelen om zelfstandig te vertrekken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, met de conclusie dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.