In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2020 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar verweerder had niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiser had verweerder op 22 november 2019 in gebreke gesteld, maar er was sindsdien geen besluit genomen. De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat verweerder te laat had beslist. De rechtbank besloot dat verweerder binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit moest nemen en legde een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser kreeg ook een vergoeding van € 262,50 voor de proceskosten, omdat hij een professionele juridische hulpverlener had ingeschakeld. De rechtbank overwoog dat de doorlooptijden van asielaanvragen toenamen en dat verweerder extra personeel aan het werven was om deze achterstanden aan te pakken. De uitspraak werd niet in een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.