ECLI:NL:RBDHA:2020:6562

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 18 _ 7028, AWB - 19_3103
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wob-verzoek inzake voorzieningen voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2020, met betrekking tot de zaken SGR 18/7028 en SGR 19/3103, staat het Wob-verzoek van eiser centraal. Eiser, een voormalig militair, heeft verzocht om openbaarmaking van documenten die betrekking hebben op voorzieningen voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers, specifiek met betrekking tot de Voorzieningenregeling. In de eerste zaak, SGR 18/7028, heeft de minister van Defensie op 22 maart 2018 een verzoek van eiser tot openbaarmaking toegewezen, maar in een later besluit op 12 september 2018 is het bezwaar van eiser deels gegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. In de tweede zaak, SGR 19/3103, heeft de minister op 12 april 2019 een verzoek van eiser tot openbaarmaking van documenten over de vergoeding van yogakosten afgewezen, waarop eiser ook beroep heeft ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser tijdens zijn diensttijd een infectie heeft opgelopen, wat heeft geleid tot een chronische ziekte en zijn afkeuring als militair. Eiser heeft diverse verzoeken gedaan om inzicht te krijgen in de beoordelingscriteria voor de toekenning van voorzieningen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister voldoende heeft gedaan om aan de Wob te voldoen, en dat de vergaderverslagen van het Sector Overleg Defensie niet onder het Wob-verzoek vallen, omdat deze al openbaar zijn gemaakt. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser heeft na de zitting zijn beroep ingetrokken, omdat partijen overeenstemming hebben bereikt over het verder zoeken naar documenten betreffende de yogakosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 18/7028 en SGR 19/3103

uitspraak van de meervoudige kamer van 30 juni 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. C.A. Geleijnse).

Procesverloop

In de zaak SGR 18/7028
Bij besluit van 22 maart 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser tot openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) over diverse voorzieningen opgenomen in (onder meer) de Voorzieningenregeling militaire oorlogs- en dienstslachtoffers (Voorzieningenregeling) toegewezen.
Bij besluit van 12 september 2018 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiser deels gegrond verklaard. Verweerder heeft de motivering van het primaire besluit aangevuld en aanvullende stukken toegezonden.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld.
In de zaak SGR 19/3103
Bij besluit van 12 april 2019 (het bestreden besluit II) heeft verweerder het verzoek van eiser tot openbaarmaking van documenten op grond van de Wob over de voorziening “vergoeding van yogakosten” gebaseerd op de Voorzieningenregeling afgewezen.
Eiser is tegen het bestreden besluit II, met instemming van verweerder, rechtstreeks in beroep gekomen.
Verweerder heeft in beide zaken een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd, waarbij verweerder met betrekking tot een aantal stukken het verzoek heeft gedaan dat alleen de rechtbank kennis neemt van de inhoud ervan. Eiser heeft de rechtbank toestemming verleend om kennis te nemen van deze stukken.
De zitting heeft op 2 juni 2020 via een Skype-verbinding plaatsgevonden.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voorts waren aanwezig [medewerker verweerder] , medewerker van verweerder, [medewerker APB] en [medewerker APB] , medewerkers van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP).

Overwegingen

1.1
Eiser heeft tijdens een dienstreis als militair een infectie opgelopen die leidde tot de chronische ziekte postinfectieuze prikkelbare darmsyndroom. De infectie en haar gevolg is aangemerkt als een dienstongeval. Eiser is daardoor op 15 juni 2015 blijvend als militair afgekeurd. Omdat eiser chronische fysieke klachten heeft, heeft hij op 19 oktober 2016 bij het ABP een aantal voorzieningen aangevraagd op grond van (onder meer) de Voorzieningenregeling. Het ABP voert de Voorzieningenregeling namens verweerder uit.
1.2
Bij besluiten van 28 maart, 15 en 25 augustus 2017 heeft verweerder het verzoek van eiser om in aanmerking te komen voor diverse voorzieningen op grond van de Voorzieningenregeling (gedeeltelijk) afgewezen.
SGR 18/7028: Wob-verzoek van 16 november 2017
2.1
Het verzoek ziet op openbaarmaking van documenten om inzicht te krijgen in de achterliggende beoordelingscriteria (of argumenten of toetsing) die leiden tot het toekennen (of afwijzen) van de voorzieningen, waaronder beleidstukken, verslagen, nota’s, (start)notities en notulen van voorzieningen, die aangevraagd kunnen worden als een militair een dienstongeval is overkomen. Eiser heeft daarbij verzocht om:
1. Een bijgewerkte (thans geldende) lijst of overzicht van de voorzieningen.
2. Een toelichting op de thans geldende voorziening ‘elektriciteitskosten’.
3. Een overzicht van alle toewijzingen van elektriciteitskosten als voorziening in de afgelopen vier jaar (reden van toekenning, grondslag, toelichting, en gekoppeld aan welk - soort - dienstongeval of klacht enz.).
4. Een toelichting op het toetsingskader (normen, criteria, checklist, enz.) waarop beoordeeld wordt of iemand in aanmerking komt voor dieetkosten.
5. Een overzicht van alle toewijzingen van dieetkosten als voorziening in de afgelopen vier jaar.
6. Een toelichting op de toets om al dan niet over te gaan tot toekenning van schoonmaakkosten.
7. Een overzicht van alle toewijzingen van schoonmaakkosten als voorziening in de afgelopen vier jaar.
8. Een toelichting op de thans geldende voorziening ‘conditieapparatuur’.
9. Een overzicht van alle toewijzingen van kosten voor conditietraining als voorziening in de afgelopen vier jaar.
2.2
In het primaire besluit heeft verweerder de vragen van eiser beantwoord, een toelichting gegeven op het toetsingskader en overzichten openbaar gemaakt, inclusief een overzicht van de toekenningen per gevraagde voorziening over de jaren 2013 tot en met 2017.
2.3
In het bestreden besluit I heeft verweerder het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard, conform het advies van de Commissie advisering bezwaarschriften Defensie (Commissie). Verweerder heeft medegedeeld dat alsnog de aan de overzichten (punten 3, 5, 7 en 9 van het verzoek) ten grondslag liggende toewijzingsbesluiten (geanonimiseerd) zullen worden verstrekt. Met betrekking tot de dieetkosten heeft verweerder de motivering in het bestreden besluit aangevuld.
Ten aanzien van de elektriciteitskosten, de schoonmaakkosten en de conditieapparatuur heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het niet aannemelijk is dat er bij het ABP documenten zijn of informatie beschikbaar is, die onder het bereik van het Wob-verzoek vallen. Verweerder heeft de overige bezwaargronden van eiser bij de voorziening schoonmaakkosten buiten beschouwing gelaten, omdat uit de vraagstelling van eiser blijkt dat hij de intentie heeft om deze informatie te gebruiken voor zijn eigen procedure waarmee geen openbaarmaking voor een ieder wordt beoogd. Bovendien heeft eiser diverse vragen voor het eerst in bezwaar gesteld en daarmee zijn verzoek uitgebreid of aangevuld, wat zich niet verdraagt met het wettelijk stelsel.
3. Eiser voert - kort samengevat – het volgende aan.
Met betrekking tot de elektriciteitskosten stelt eiser zich op het standpunt dat ook de notulen, vergaderverslagen of beslissingslijsten en afspraken van het Sector Overleg Defensie (SOD) onder zijn Wob-verzoek vallen. Tijdens de hoorzitting bij de Commissie is immers gebleken dat de Voorzieningenregeling wordt afgestemd binnen het SOD. De gemachtigde van verweerder heeft daar aangegeven dat de afspraken die in het SOD worden gemaakt, worden teruggekoppeld aan het ABP, zodat daar bij de uitvoering rekening mee kan worden gehouden. Daarbij verzoekt eiser ook om openbaarmaking van informatie van het SOD dat ziet op de andere door hem genoemde voorzieningen.
Ten aanzien van de dieetkosten betoogt eiser dat nog steeds niet de door hem verzochte toelichting is gegeven, terwijl tijdens de hoorzitting bij de Commissie is gebleken dat deze informatie wel voorhanden moet zijn, waaronder informatie over de verbinding die door het ABP wordt gelegd met regelingen van het basispakket van de militairen. Verweerder heeft ook nagelaten eiser te informeren of het ABP intern een nadere uitwerking heeft en of het handboek, waarin het referentiekader is gecodificeerd, bestaand of nieuw beleid is. Eiser wenst deze informatie alsnog te ontvangen.
Bij de voorziening schoonmaakkosten ontbreken nog steeds de stukken waarin het begrip “locomotore beperkingen” is uitgewerkt of wordt toegelicht. Verweerder heeft verwezen naar een handboek, maar eiser heeft dit handboek niet ontvangen. Ook heeft verweerder geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de Voorzieningenregeling voor deze voorziening aansluit bij de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte een aantal bezwaargronden buiten beschouwing heeft gelaten, omdat eiser de intentie zou hebben om de verzochte informatie voor zijn eigen procedure te gebruiken en geen openbaarmaking voor een ieder zou beogen. Eiser wil juist de resultaten van zijn Wob-verzoek delen met anderen en heeft daar al diverse verzoeken voor ontvangen. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 18 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2421) volgt daarnaast dat de enkele omstandigheid dat eiser de verzochte informatie wenst te gebruiken in zijn eigen procedure niet aan toepassing van de Wob in de weg staat. Ook heeft verweerder ten onrechte gesteld dat eiser een aantal van deze vragen pas in de bezwaarfase heeft gesteld en daarmee zijn bezwaar tijdens de procedure heeft aangevuld. Verweerder dient alsnog op de andere vragen bij deze voorziening in te gaan.
Tot slot wenst eiser de documenten en/of informatie te ontvangen waarvan verweerder tijdens de hoorzitting bij de Commissie heeft toegezegd deze toe te zenden. Eiser heeft deze informatie nog steeds niet ontvangen.
4. De van belang zijnde wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
5. Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid indienen bij een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wob volgt dat de informatievrager niet om specifieke documenten hoeft te vragen. Centraal staat namelijk de vraag naar informatie over een bestuurlijke aangelegenheid. De overheid is gehouden de documenten waarin de informatie is neergelegd te verzamelen en deze na toetsing aan de Wob voor zover mogelijk openbaar te maken (Kamerstukken II 1987/88, 19 859, nr. 6, blz. 13). De Wob is dan ook bedoeld om toegang te krijgen tot informatie neergelegd in bestaande documenten en de vraag die beantwoord dient te worden is of verweerder de documenten in zijn besluitvorming heeft betrokken die onder de reikwijdte van het Wob-verzoek vallen.
6. Eiser heeft ter zitting zijn beroep van 20 oktober 2018 gericht tegen het niet tijdig beslissen ingetrokken, omdat verweerder alsnog de toegezegde stukken heeft toegezonden en op die wijze op het bezwaar van eiser heeft beslist. Ook de beroepsgrond dat eiser de door verweerder tijdens de hoorzitting bij de Commissie toegezegde documenten en/of informatie wenst te ontvangen, heeft hij ingetrokken, omdat eiser deze documenten alsnog heeft ontvangen.
7.1
Eiser betoogt dat het onaannemelijk is dat er niet meer documenten zijn over de voorzieningen elektriciteitskosten, dieetkosten en schoonmaakkosten, waaronder een toelichting op het begrip locomotore beperkingen. Verweerder heeft gesteld dat hij niet over meer stukken, die onder het Wob-verzoek vallen, beschikt. De rechtbank stelt voorop dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat documenten niet of niet meer onder hem berusten en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling in beginsel aan degene, die om informatie verzoekt, is om aannemelijk te maken dat toch meer en andere documenten dan zijn verstrekt onder dat bestuursorgaan berusten (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 6 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3713). Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er meer documenten onder het bestuursorgaan berusten, die onder de reikwijdte van zijn verzoek vallen. De enkele stelling van eiser dat er meer documenten moeten zijn, omdat er anders sprake is van willekeur, gebrek aan transparantie en gebrek aan professionaliteit, is onvoldoende. De rechtbank ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat verweerders stelling dat niet meer documenten zijn aangetroffen, die onder het Wob-verzoek vallen, onjuist is.
Het betoog van eiser slaagt niet.
7.2
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de vergaderverslagen van de SOD niet vallen onder het Wob-verzoek van eiser, omdat deze verslagen op de website van de Bond van Defensiepersoneel worden gepubliceerd. Uit vaste jurisprudentie volgt dat de Wob niet van toepassing is op informatie die reeds van overheidswege openbaar is gemaakt (zie bijv. de uitspraak van de Afdeling van 27 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3563, en van 20 oktober 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO1165). Voorts heeft verweerder ter zitting toegelicht dat de afstemming die plaatsvindt binnen het SOD na een vertaalslag wordt vastgelegd in het medisch beleidsboek. Dit beleidsboek is ook aan eiser verstrekt.
7.3
Eiser geeft aan dat nog steeds niet duidelijk is welke criteria gehanteerd worden bij de beoordeling van aanvragen voor voorzieningen. Ook is de door hem verzochte toelichting bij de voorzieningen nog niet verstrekt en zijn de door hem gestelde vragen nog steeds niet beantwoord. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 15 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2716) volgt dat vragen om antwoorden, uitleg, verklaringen of standpunten, zoals in het onderhavige geval, niet als Wob-verzoek kunnen worden aangemerkt. Verweerder is dan ook niet gehouden om al de vragen te beantwoorden en een toelichting te geven, maar dient te onderzoeken of hij documenten onder zich heeft die onder het Wob-verzoek vallen. Nu verweerder is nagegaan of er documenten zijn, waaronder documenten die antwoord kunnen geven op de vragen van eiser, heeft hij wel degelijk beslist op alle door eiser gestelde vragen en verzochte toelichting en zijn er in zoverre geen vragen buiten beschouwing gebleven. Of de verstrekte documenten ook antwoord geven op de door eiser gestelde vragen is in het kader van de Wob niet van belang. De vraag of eiser openbaarmaking van de verzochte documenten voor zichzelf of voor een ieder heeft beoogd kan in het midden worden gelaten, omdat verweerder is nagegaan of er documenten zijn en hij daarmee heeft beslist op alle onderdelen van het Wob-verzoek.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
SGR 19/3103: Wob-verzoek van 12 februari 2019
9. Na de zitting is dit beroep ingetrokken, omdat partijen in onderling overleg hebben afgesproken dat verweerder nog een zoekslag zal verrichten naar alle besluiten over toewijzing van yogakosten als voorziening over een periode van vier jaar, voorafgaand aan de datum van het Wob-verzoek van 12 februari 2019.
10.1
Nu verweerder alsnog tegemoet is gekomen aan het verzoek van eiser, moet verweerder het in deze zaak betaalde griffierecht van € 170,- op voet van artikel 8:41, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht aan eiser vergoeden.
10.2
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, nu er geen voor
vergoeding in aanmerking komende proceskosten zijn.

Beslissing

In de zaak 18/7028
De rechtbank verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.S.F. de Nijs, voorzitter, en mr. G.P. Kleijn en mr. A.E. Dutrieux, leden, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 30 juni 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Bijlage | Juridisch kader

Wet openbaarheid van bestuur
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. document: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat.
b. bestuurlijke aangelegenheid: een aangelegenheid die betrekking heeft op beleid van een bestuursorgaan, daaronder begrepen de voorbereiding en de uitvoering ervan;
(…)
Artikel 3
1. Een ieder kan een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
(…)
5. Een verzoek om informatie wordt ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
Artikel 7
1. Het bestuursorgaan verstrekt de informatie met betrekking tot de documenten die de verlangde informatie bevatten door:
a. kopie ervan te geven of de letterlijke inhoud ervan in andere vorm te verstrekken,
b. kennisneming van de inhoud toe te staan,
c. een uittreksel of een samenvatting van de inhoud te geven, of
d. inlichtingen daaruit te verschaffen.
2. Het bestuursorgaan verstrekt de informatie in de door de verzoeker verzochte vorm, tenzij:
a. het verstrekken van de informatie in die vorm redelijkerwijs niet gevergd kan worden;
b. de informatie reeds in een andere, voor de verzoeker gemakkelijk toegankelijke vorm voor het publiek beschikbaar is.