Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiseres,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
ProcesverloopBij besluit van 18 augustus 2017 heeft verweerder de (opvolgende) asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft tegen dat besluit beroep ingesteld.
Overwegingen
Eiseres heeft hieromtrent betoogd dat zij inmiddels meer dan tien jaar weg is uit Korea. Uit artikel 9 van de North Korean refugees protection and settlement support act (hierna: de Act) volgt dat zij daarom geen recht heeft op bescherming en zeker niet op ondersteuning. Gelet op haar hoge leeftijd, het feit dat zij alleenstaand is en niemand kent in Zuid-Korea, is dat een relevante omstandigheid voor de beantwoording van de vraag of in redelijkheid van haar gevraagd kan worden zich in Zuid-Korea te vestigen. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat hij denkt dat eiseres alsnog in aanmerking zal komen voor bescherming omdat, volgens zijn lezing van de tekst van artikel 9 van de Act, alleen geen ondersteuning wordt geboden indien een Noord-Koreaan bestendig en legaal verblijf heeft gehad in een ander land en daar in het geval van eiseres geen sprake van is. De rechtbank vond dit niet overtuigend, omdat niet is gebleken dat de Zuid-Koreaanse autoriteiten de Act ook op deze manier interpreteren. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het feit dat eiseres meer dan tien jaar weg is niet eraan in de weg staat dat nog steeds redelijkerwijs van haar kan worden verwacht dat zij zich in Zuid-Korea vestigt en waarom dit dus niet als novum kan worden gezien.
De rechtbank oordeelt als volgt.