ECLI:NL:RBDHA:2015:6868
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Noord-Koreaanse nationaliteit met verwijzing naar Zuid-Korea als beschermingsalternatief
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 april 2015 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Noord-Koreaanse vrouw. De eiseres had op 25 januari 2013 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 9 januari 2015 door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen gronden heeft aangevoerd tegen het terugkeerbesluit, waardoor dit onderdeel niet verder werd besproken. Eiseres heeft verklaard dat zij problemen heeft ondervonden in Noord-Korea vanwege haar politieke overtuiging en dat zij niet kan terugkeren naar Noord-Korea zonder gevaar te lopen voor haar leven.
De rechtbank oordeelde dat eiseres van rechtswege de Zuid-Koreaanse nationaliteit bezit, aangezien de Zuid-Koreaanse wetgeving bepaalt dat iedereen met een Noord-Koreaanse ouder automatisch Zuid-Koreaans staatsburger is. De rechtbank volgde het standpunt van de Staatssecretaris dat eiseres zich onder de bescherming van Zuid-Korea kan stellen, ondanks dat zij geen identiteitsdocumenten heeft en dat de Zuid-Koreaanse autoriteiten een veiligheidsonderzoek moeten uitvoeren bij haar binnenkomst. De rechtbank oordeelde dat het niet nodig was om de uitkomst van dit onderzoek af te wachten, omdat eiseres al recht heeft op de Zuid-Koreaanse nationaliteit.
De rechtbank verwierp ook de argumenten van eiseres over haar hoge leeftijd en de mogelijkheid dat Noord-Koreaanse spionnen haar in Zuid-Korea zouden kunnen vinden. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht de asielaanvraag heeft afgewezen, omdat eiseres zich kan beroepen op de bescherming van de Zuid-Koreaanse autoriteiten. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.