ECLI:NL:RBDHA:2020:5026
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering paspoortaanvraag voor minderjarig kind geboren uit bigaam huwelijk
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van de minister van Buitenlandse Zaken om een paspoortaanvraag voor een minderjarig kind in behandeling te nemen. De eiser, een man geboren in Marokko, had een paspoort aangevraagd voor zijn kind, dat was geboren uit een bigaam huwelijk. De minister weigerde de aanvraag op basis van het argument dat het kind geen Nederlanderschap had verkregen, omdat het huwelijk waarin het kind was geboren, in strijd was met de Nederlandse openbare orde. De rechtbank overwoog dat de minister terecht had geconcludeerd dat het kind niet het Nederlanderschap had verkregen, aangezien het huwelijk niet erkend kon worden onder Nederlands recht. De rechtbank verwees naar relevante wetgeving, waaronder de Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland en de Rijkswet op het Nederlanderschap, en naar eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad en de Raad van State. De rechtbank oordeelde dat de weigering van de paspoortaanvraag niet in strijd was met de artikelen 8 en 14 van het EVRM, omdat er geen willekeurige behandeling was en de Nederlandse wet voldoende waarborgen biedt voor de erkenning van buiten huwelijk geboren kinderen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.