ECLI:NL:RBDHA:2020:4318

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2020
Publicatiedatum
15 mei 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5747
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van verblijfsvergunningen asiel met terugwerkende kracht wegens onjuiste gegevens bij asielaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de intrekking van de verblijfsvergunningen van eiser, die van Sierra Leoonse nationaliteit zou zijn. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 4 juli 2019 besloten om de verblijfsvergunning asiel van eiser met terugwerkende kracht in te trekken, omdat eiser onjuiste informatie zou hebben verstrekt over zijn identiteit en nationaliteit. Eiser heeft in 2000 asiel aangevraagd en verklaard dat hij van Sierra Leoonse nationaliteit is, maar volgens verweerder is hij in werkelijkheid [alias], afkomstig uit Nigeria. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder voldoende bewijs heeft geleverd dat eiser onjuiste gegevens heeft verstrekt, onder andere door informatie van Britse autoriteiten en een vals bevonden paspoort. Eiser heeft betoogd dat hij wel degelijk [eiser] is en dat de informatie van de Britse autoriteiten niet betrouwbaar is, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris bevoegd was om de verblijfsvergunningen in te trekken. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een belangenafweging, omdat de identiteit en nationaliteit van eiser niet vaststonden. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/5747

uitspraak van de meervoudige kamer van 15 mei 2020 in de zaak tussen

[eiser] , van gestelde Sierra Leoonse nationaliteit, alias

[alias] , van gestelde Nigeriaanse nationaliteit, eiser
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.W. Badulkhan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovács).

Procesverloop

Bij besluit van 4 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd van eiser ingetrokken met terugwerkende kracht tot 31 augustus 2003. Daarnaast heeft verweerder de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van eiser ingetrokken met terugwerkende kracht tot 1 juni 2001. Verder is aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd en een inreisverbod voor de duur van twee jaar.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en [A] . Als tolk is verschenen A.M. Nakamya. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser heeft op 31 augustus 2000 een aanvraag om toelating als vluchteling ingediend. Hij heeft daarbij verklaard te zijn [eiser] , geboren op [1977] te [geboorteplaats] (Sierra Leone) en van Sierra Leoonse nationaliteit te zijn. Hij was niet in het bezit van een paspoort of een ander document waarmee hij zijn identiteit kon aantonen.
Op 20 augustus 2001 is eisers aanvraag ingewilligd en hij is met ingang van 1 juni 2001 in het bezit gesteld van een asielvergunning asiel voor bepaalde tijd, geldig tot 1 juni 2004, op grond van het destijds geldende categoriale beschermingsbeleid voor vreemdelingen van Sierra Leoonse nationaliteit. Nadien is eiser op individuele gronden in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd, met ingang van 31 augustus 2003. Bij Koninklijk Besluit van 28 november 2006 is het Nederlanderschap verleend aan eiser. Dit is bij besluit van 16 mei 2017 echter weer ingetrokken en dit besluit is in rechte vast komen te staan.
2. Op 12 november 2018 heeft verweerder eiser geïnformeerd over het voornemen om zijn verblijfsvergunningen asiel voor onbepaalde en bepaalde tijd met terugwerkende kracht in te trekken. Eiser heeft op 18 maart 2019 zijn zienswijze op dit voornemen kenbaar gemaakt. Op 30 april 2019 heeft verweerder eiser gehoord en is eiser in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze toe te lichten. Vervolgens heeft de besluitvorming plaatsgevonden zoals hierboven onder ‘Procesverloop’ is vermeld.
Het bestreden besluit
3.1.
Verweerder heeft de verblijfsvergunningen ingetrokken, omdat eiser bij zijn asielaanvraag onjuiste informatie heeft verstrekt over zijn identiteit en nationaliteit. Volgens verweerder is eiser in werkelijkheid [alias] , afkomstig uit Nigeria. Verweerder is op basis van verschillende bronnen en informatie tot deze conclusie gekomen, waaronder informatie van de Nederlandse ambassade in het Verenigd Koninkrijk en van de Britse autoriteiten. Eiser heeft namelijk in december 2007 in het Verenigd Koninkrijk om herregistratie van de geboorte van zijn zoon [zoon] gevraagd en de Britse autoriteiten hebben in het daaropvolgende onderzoek geconcludeerd dat [alias] en eiser één en dezelfde persoon zijn. Daarnaast heeft Bureau Documenten het door eiser overgelegde Sierra Leoonse paspoort onderzocht en vals bevonden. Ook heeft verweerder een digitaal onderzoek uitgevoerd naar eisers social media-gebruik. Omdat eiser bij zijn asielaanvraag een onjuiste identiteit en nationaliteit heeft opgegeven en dus onjuiste gegevens heeft verstrekt als bedoeld in artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 35, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), was verweerder naar eigen zeggen bevoegd om de verblijfsvergunningen in te trekken.
3.2.
Verder heeft verweerder geen aanleiding gezien om alsnog een verblijfsvergunning asiel aan eiser te verlenen. Er is namelijk geen aanleiding om op voorhand aan te nemen dat er een schending van het Vluchtelingenverdrag zal plaatsvinden of dat eiser een reëel risico loopt op ernstige schade, zoals bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, van de Vw, als hij moet terugkeren naar Nigeria.
3.3.
Verweerder heeft bepaald dat eiser na het uitbrengen van het bestreden besluit onmiddellijk Nederland moet verlaten en dat het opleggen van het inreisverbod niet in strijd is met het recht op familie- en gezinsleven en het recht op privéleven, zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. [1] Verweerder heeft de belangen van eiser afgewogen tegen het belang van de Nederlandse overheid en het laatste belang weegt zwaarder volgens verweerder. Ook bestaat geen verplichting om op grond van artikel 8 van het EVRM of het arrest Chavez-Vilchez [2] een verblijfsvergunning aan eiser te verlenen.
Intrekking van de verblijfsvergunning
4. Eiser betwist dat hij bij zijn asielaanvraag onjuiste informatie heeft verstrekt over zijn identiteit en nationaliteit. Volgens eiser is hij wel degelijk [eiser] en heeft hij dit ook steeds gezegd. [alias] is iemand anders. Hij stond op de oorspronkelijke geboorteakte van [zoon] als vader vermeld, omdat hij de toenmalige vriend was van eisers echtgenote. Dat zijn naam staat vermeld op de geboorteakte is volgens eiser echter ten onrechte gebeurd en dit is later hersteld bij de herregistratie.
4.1.
Eiser plaatst ook vraagtekens bij het onderzoek van de Britse autoriteiten en de Nederlandse ambassade. Verweerder had niet zonder meer van deze informatie mogen uitgaan. De aantekening op de herregistratie van de geboorteakte van [zoon] ‘ [alias] now [eiser] ’ levert volgens eiser geen bewijs op dat dit één en dezelfde persoon is, zoals verweerder stelt, omdat deze aantekening voor meerdere uitleg vatbaar is. Ook verder vormt de brief van de ‘Identity & Passport Service’ van het UK Home Office (Home Office) aan de Nederlandse consul volgens eiser geen bewijs dat hij niet [eiser] is, noch dat zijn werkelijke identiteit [alias] is. Daarbij wijst eiser erop dat de onderliggende stukken niet openbaar zijn gemaakt en dat verweerder ook geen aangifte heeft gedaan van identiteitsfraude, zoals de Britse autoriteiten wel hebben aangeraden. Als verweerder twijfelt over eisers identiteit en nationaliteit had hij volgens eiser zelf navraag moeten doen bij de autoriteiten van Sierra Leone. Eiser heeft er ook nog op gewezen dat hij in de asielgehoren destijds uitgebreid heeft verklaard over Sierra Leone. Als eiser uit Nigeria zou komen, zou deze kennis over Sierra Leone onwaarschijnlijk zijn. Verweerder heeft in de asielprocedure ook geen enkele twijfel uitgesproken over eisers herkomst uit Sierra Leone.
4.2.
Eiser heeft ten slotte kort voor de zitting nog een kopie van zijn nieuwe Sierra Leoonse paspoort overgelegd, dat geldig is van 27 december 2019 tot 27 december 2024, en waarin zijn identiteit en nationaliteit wordt bevestigd.
Beoordeling rechtbank van de intrekking
5. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) dat het op de weg van verweerder ligt om, indien sprake is van intrekking van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd, aannemelijk te maken dat zich de in artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 35, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw vermelde intrekkingsgrond voordoet. [3] Verweerder hoeft dus geen onomstotelijk bewijs te leveren dat sprake is van het verstrekken van onjuiste gegevens. Ditzelfde geldt voor de intrekking van de vergunning voor bepaalde tijd. [4] Als door verweerder aan deze bewijslast is voldaan, is het vervolgens aan de vreemdeling om het door verweerder geleverde bewijs te weerleggen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat eiser bij de aanvraag van zijn asielvergunning onjuiste gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit en nationaliteit, zodat verweerder aan de hierboven genoemde bewijslast heeft voldaan. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
5.1.
Verweerder heeft zijn conclusie onder meer gebaseerd op informatie van de Britse autoriteiten naar aanleiding van de herregistratie van de geboorte van eisers zoon [zoon] .
Uit de geboorteaangifte van eisers zoon van [2005] blijkt dat als volledige naam van de zoon is opgegeven: ‘ [zoon] ’. Als vader staat vermeld: ‘ [alias] ’, geboren in Nigeria. Op de herregistratie van 18 december 2007 staat als vader vermeld: ‘ [alias] now [eiser] ’, geboren in Sierra Leone. De geslachtsnaam van de zoon is gewijzigd van ‘ [achternaam] ’ naar ‘ [achternaam] ’.
Uit de brief van de Home Office van 30 oktober 2008 volgt dat de aanduiding ‘now’ op de herregistratie betekent dat volgens de bevoegde autoriteiten voldoende is aangetoond dat sprake is van één en dezelfde persoon. Ook wordt er in deze brief op gewezen dat op het formulier staat vermeld dat het geven van valse informatie strafbaar is en dat de verklaring dat de vader daadwerkelijk de biologische vader is, ook door de vader en de moeder ondertekend moet worden. Verder staat in de brief vermeld dat de geboorteplaats van de vader gewijzigd kan worden als voldoende is aangetoond dat deze onjuist is. In dit geval zijn er door eiser bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat hij is geboren in [geboorteplaats] , Nigeria.
Deze onderliggende stukken kunnen echter niet aan verweerder worden verstrekt, zo blijkt uit de brief.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op basis van deze informatie en in navolging van de Britse autoriteiten kunnen concluderen dat eiser dezelfde persoon is als [alias] . Dat de onderliggende stukken van de herregistratie niet aan verweerder zijn verstrekt, betekent niet dat verweerder niet uit mocht gaan van deze informatie. Daarbij wordt opgemerkt dat het kennelijk gaat om bewijsstukken die destijds bij de herregistratie zelf door eiser zijn overgelegd om aan te tonen dat hij dezelfde persoon is als [alias] en dat hij is geboren in [geboorteplaats] . Eiser heeft ook geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan het onderzoek door de Britse autoriteiten en de Nederlandse ambassade aangevoerd. Dat dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van de vaststelling van [zoon] identiteit en niet naar die van eiser, zoals ter zitting nog is aangevoerd, is overigens evenmin een reden om niet van de bevindingen uit te mogen gaan.
Verder heeft verweerder de verklaring die eiser heeft gegeven voor de vermelding van [alias] als vader van [zoon] op de oorspronkelijk geboorteakte niet overtuigend hoeven vinden, omdat eiser hierover wisselend heeft verklaard. Zo heeft eiser in eerste instantie verklaard dat hij niet zelf aanwezig kon zijn bij de aangifte omdat hij in Nederland was op dat moment en dat zijn echtgenote (abusievelijk) onjuiste personalia van hem heeft opgegeven. Later heeft eiser echter verklaard dat de toenmalige partner van zijn echtgenote, [alias] , samen met haar aangifte heeft gedaan en dat zijn naam (dus) op de geboorteakte staat vermeld. Op advies van een collega heeft eiser het bij de herregistratie vervolgens doen voorkomen alsof hij destijds onder een andere naam is geregistreerd en niet verteld dat sprake was van een ander persoon. Eiser heeft, met andere woorden, bij de herregistratie dus zelf te kennen gegeven dat hij dezelfde persoon is als [alias] .
5.3.
Verweerder heeft voorts terecht veel waarde gehecht aan de gegevens uit het European Criminal Records Information System (ECRIS). Hieruit blijkt dat [alias] op 19 november 2010 door de Isleworth Crown Court is veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf in verband met een drugsgerelateerd delict. Ook staat in ECRIS vermeld dat [eiser] op 19 november 2010 door de Isleworth Crown Court is veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf voor een drugsgerelateerd delict. Eiser heeft hier, zoals nogmaals ter zitting is bevestigd, geen verklaring voor. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de overeenkomsten in de registratie en het ontbreken van een plausibele verklaring, kunnen concluderen dat eiser kennelijk onder beide namen bekend staat bij de Britse autoriteiten. De correspondentie van eisers ‘solicitor’ die zich in het dossier bevindt, werpt geen ander licht op de zaak. Dat in deze stukken alleen wordt gesproken over ‘ [achternaam] ’ en niet over ‘ [achternaam] ’, neemt immers niet weg dat eiser bij de Britse autoriteiten bekend is onder beide namen.
5.4.
Verweerder heeft eveneens veel waarde kunnen hechten aan het vals bevonden Sierra Leoonse paspoort van eiser. De kopie van het nieuwe paspoort die eiser kort voor de zitting heeft overgelegd maakt dit niet anders. Verweerder heeft er tijdens de zitting terecht op gewezen dat het op zijn minst opmerkelijk is dat eiser pas in dit stadium van de procedure met een paspoort naar voren komt, dat bovendien afgegeven zou zijn op basis van een geboorteakte die eiser vorig jaar heeft opgevraagd via familie in Sierra Leone. Niet valt in te zien waarom eiser niet eerder een dergelijk document heeft opgevraagd, nu hem al sinds het voornemen tot intrekking van het Nederlanderschap van 16 februari 2015 duidelijk is dat verweerder twijfelt aan zijn identiteit en nationaliteit. Bovendien heeft verweerder er terecht op gewezen dat zolang niet duidelijk is op basis van welke gegevens en documenten het paspoort en de onderliggende geboorteakte zijn verstrekt, hieraan niet de waarde gehecht hoeft te worden die eiser daaraan hecht. Eiser heeft onvoldoende duidelijkheid kunnen scheppen over de precieze herkomst van deze documenten, zodat verweerder deze niet hoeft mee te wegen. Verweerder heeft onder die omstandigheden ook geen aanleiding hoeven zien om op dit moment nog nader onderzoek naar de echtheid van het paspoort uit te voeren.
5.5.
Verweerder heeft ten slotte ook mee kunnen laten wegen dat het digitale onderzoek naar eisers social media gebruik de twijfels over eisers identiteit en nationaliteit niet heeft weggenomen. De verklaringen die eiser hierover heeft afgelegd heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden. Er kan op basis van dit onderzoek in ieder geval niet worden vastgesteld dat eiser in werkelijkheid [eiser] is, zoals hij stelt.
Verder heeft verweerder terecht opgemerkt dat de omstandigheid dat eiser in de asielgehoren destijds uitgebreid heeft verklaard over Sierra Leone en dat deze kennis onwaarschijnlijk zou zijn als eiser uit Nigeria zou komen te weinig gewicht in de schaal legt. Immers, niet valt uit te sluiten dat eiser zich goed heeft voorbereid op deze asielgehoren, mede bezien in het licht van het categoriaal beschermingsbeleid dat destijds gold voor vreemdelingen afkomstig uit Sierra Leone.
Samenvatting
6. Verweerder heeft dus aannemelijk gemaakt dat eiser bij de aanvraag van zijn asielvergunning onjuiste gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit en nationaliteit, terwijl die gegevens niet tot het verlenen van de verblijfsvergunningen zouden hebben geleidt als ze wel bekend waren geweest. Dit betekent dat verweerder bevoegd was om tot intrekking van eisers verblijfsvergunningen over te gaan. Aan verweerders besluitvorming liggen meerdere documenten en onderzoeken ten grondslag. Wat eiser hier tegenover heeft gezet is onvoldoende om aan het onderzoek en de conclusie van verweerder te twijfelen. Dat eiser naar eigen zeggen steeds heeft gezegd dat hij [eiser] is, is daarvoor op zichzelf in ieder geval niet voldoende en ook verder heeft eiser geen overtuigende bewijsstukken en verklaringen overgelegd. Er bestond onder die omstandigheden ook geen aanleiding voor verweerder om nader onderzoek te doen bij de autoriteiten van Sierra Leone.
Belangenafweging
7. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen belangenafweging heeft gemaakt. Het gaat om de intrekking van zijn asielvergunning en zijn recht op subsidiaire bescherming. Deze intrekking pakt onevenredig nadelig uit voor eiser. Verweerder heeft gehandeld in strijd met diverse Europese richtlijnen en fundamentele rechten.
Ter zitting heeft eiser in dit verband nog toegelicht dat hij bedoelt dat als er twijfel bestaat over eisers identiteit en nationaliteit, verweerder een belangenafweging moet maken.
Beoordeling rechtbank van de belangenafweging
8. De rechtbank overweegt dat hoewel de intrekking een discretionaire bevoegdheid is van verweerder en hij hiertoe dus niet toe over hoeft te gaan, verweerder in dit geval wel tot intrekking heeft kunnen besluiten. Daarbij is van belang dat voor de verlening - of het behouden - van een verblijfsvergunning asiel een harde voorwaarde is dat de identiteit, nationaliteit en het land van herkomst vaststaan. Zoals uit het voorgaande is gebleken, is dat hier niet het geval. Met de intrekking van de vergunning wordt beoogd de onterecht verleende asielstatus te herstellen naar de situatie zoals die had behoren te zijn indien de juiste gegevens bekend waren. Indien gedurende de asielprocedure van eiser zijn werkelijke identiteit en nationaliteit bekend waren geweest bij verweerder, dan was aan hem geen verblijfsvergunning op grond van het categoriale beschermingsbeleid voor Sierra Leone verstrekt. Om die reden bestaat in het kader van dit besluit tot intrekking geen ruimte voor een belangenafweging die tot een ander oordeel zou kunnen leiden. Verweerder heeft dit ook voldoende gemotiveerd en in het kader van de besluitvorming wel de persoonlijke feiten en omstandigheden van eiser betrokken bij de beoordeling van schending van de artikelen 3 en 8 van het EVRM. Tevens is getoetst aan het arrest Chavez-Vilchez, zodat sprake is van een zorgvuldige besluitvorming. Eiser heeft hier op zichzelf ook geen gronden tegen gericht.
Overig
9. Ook wat verder is aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat eiser geen beroepsgronden heeft gericht tegen verweerders overweging dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat er een schending van het Vluchtelingenverdrag zal plaatsvinden of dat eiser een reëel risico loopt op ernstige schade, zoals bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, van de Vw, als hij moet terugkeren naar Nigeria en evenmin tegen het opleggen van een inreisverbod.
Conclusie
10. De conclusie is dat de verblijfsvergunningen asiel van eiser terecht zijn ingetrokken. Dat betekent dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen gelijk krijgt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, voorzitter, en mr. V.E. van der Does en mr. M. den Heijer, leden van de rechtbank, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier.
Deze uitspraak is gedaan op 15 mei 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 mei 2017, Chavez-Vilchez, ECLI:EU:C:2017:354.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de ABRvS van 5 april 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA3398 en 13 april 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW4295.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 12 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA3608.