ECLI:NL:RBDHA:2020:4131
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van vergoedingen voor rechtsbijstand in verband met zakelijk rechtsbelang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een rechtsbijstandverlener, eiser, en het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder. De zaak betreft de intrekking van vergoedingen voor rechtsbijstand die eerder waren toegekend aan eiser voor twee rechtzoekenden. De intrekking vond plaats op basis van een steekproefcontrole die aantoonde dat de geschillen voortvloeiden uit de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf, wat in strijd is met artikel 12 van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb). Eiser heeft tegen deze intrekking beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de intrekking terecht is gebeurd. De rechtbank stelt vast dat de rechtzoekenden, die zowel directeur/bestuurder als aandeelhouder zijn van een B.V., in privé worden aangesproken voor een zakelijke vordering, wat betekent dat er sprake is van een zakelijk rechtsbelang. De rechtbank concludeert dat de vergoedingen op goede gronden zijn ingetrokken en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan zonder openbare zitting vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.