ECLI:NL:RBDHA:2020:3827
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 april 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, een Nigeriaanse man, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, aangezien Italië niet tijdig had gereageerd op het verzoek om terugname, waardoor de verantwoordelijkheid van Italië vaststond sinds 17 januari 2020.
De eiser voerde aan dat de staatssecretaris ten onrechte was uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en verwees naar verschillende rapporten die zouden aantonen dat de situatie voor Dublinclaimanten in Italië problematisch was. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris in zijn algemeenheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan en dat de eiser niet had aangetoond dat zijn situatie anders was. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden in Italië, ook in het licht van de coronamaatregelen, niet maakten dat Italië niet langer verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van de eiser.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser kennelijk ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. F. Sijens in aanwezigheid van griffier S.J. Versteeg. De uitspraak is openbaar gemaakt, maar niet op een openbare zitting vanwege de coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na bekendmaking.