ECLI:NL:RBDHA:2020:3521
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit tot weigering WIA-uitkering en nadere besluitvorming
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 6 april 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de toekenning van een WIA-uitkering aan eiseres, die eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet had ontvangen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat haar per 1 april 2019 een WIA-uitkering had geweigerd. Na een herbeoordeling heeft verweerder op 4 maart 2020 alsnog een WIA-uitkering toegekend, maar eiseres was het niet eens met de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 36,29% en betoogde dat zij volledig arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit II, dat de eerdere weigering introk, niet volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van eiseres. De rechtbank heeft het beroep tegen het eerste besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres geen belang meer had bij een beoordeling daarvan. De rechtbank heeft de medische grondslag van het bestreden besluit II onderschreven, waarbij verweerder zich had gebaseerd op rapportages van verzekeringsartsen. Eiseres had aangevoerd dat haar klachten onvoldoende waren meegewogen, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig hadden gehandeld. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond verklaard, maar verweerder wel veroordeeld in de proceskosten van eiseres en het griffierecht vergoed.