ECLI:NL:RBDHA:2020:2523
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terecht opgelegde verzuimboete en gelijkheidsbeginsel in belastingrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2020 uitspraak gedaan over de verzuimboete die aan eiser was opgelegd wegens het niet tijdig indienen van de aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2016. Eiser had zijn aangifte op 17 november 2017 om 23:59:29 elektronisch verstuurd, maar de Belastingdienst ontving deze pas op 18 november 2017 om 00:00:08, wat te laat was volgens de gestelde termijn. Eiser had eerder uitstel gekregen tot 1 september 2017 en was herhaaldelijk herinnerd aan zijn aangifteverplichting. De rechtbank oordeelde dat de verzuimboete van € 369 terecht was opgelegd, omdat eiser niet binnen de gestelde termijn had voldaan aan zijn aangifteplicht.
Eiser voerde aan dat er sprake was van schending van het gelijkheidsbeginsel, verwijzend naar een vergelijkbare zaak van zijn echtgenote, waarbij de verzuimboete was vernietigd. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van gelijke gevallen, aangezien eiser het aanbod van de Belastingdienst om de boete te vernietigen had afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de boete passend en geboden was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.