ECLI:NL:RBDHA:2018:14063

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2018
Publicatiedatum
27 november 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 4176
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verzuimboete opgelegd wegens te late aangifte inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde A. Jibodh en de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder. De zaak betreft een beroep tegen een verzuimboete die aan eiseres was opgelegd wegens het niet tijdig indienen van haar aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2016. Eiseres had uitstel gekregen tot 1 september 2017, maar heeft haar aangifte pas op 17 november 2017 om 23:59:29 elektronisch verstuurd. De Belastingdienst ontving de aangifte echter pas op 18 november 2017 om 00:00:08, wat te laat was volgens de aanmaning die eiseres had ontvangen.

De rechtbank heeft overwogen dat de verzuimboete van € 369 terecht was opgelegd, omdat eiseres niet binnen de gestelde termijn aangifte had gedaan. De rechtbank oordeelde dat eiseres bewust het risico had genomen dat de aangifte te laat zou worden ontvangen door deze op het allerlaatste moment te verzenden. De rechtbank concludeerde dat er geen omstandigheden waren die aanleiding gaven om de boete te matigen. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door rechter S.E. Postema, in aanwezigheid van griffier P. Jasperse, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 18/4176

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

28 november 2018 in de zaak tussen

[eiseres], wonende te [plaats], eiseres(gemachtigde: A. Jibodh),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 3 mei 2018 op het bezwaar van eiseres tegen de aan haar opgelegde verzuimboete.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2018.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R. Dinmohamed, kantoorgenoot van de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M.M.R. Richardson.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Bij brief met dagtekening 28 februari 2017 is eiseres uitgenodigd tot het doen van
aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2016 vóór 1 mei 2017. Aan eiseres is tot 1 september 2017 uitstel verleend.
2. Met dagtekening 28 september 2017 is aan eiseres een herinnering tot het doen van aangifte gestuurd. Daarin is aangegeven dat de aangifte uiterlijk 12 oktober 2017 binnen moet zijn. Met dagtekening 3 november 2017 heeft verweerder eiseres aangemaand en vermeld dat de aangifte uiterlijk 17 november 2017 binnen moet zijn en anders een boete kan worden opgelegd van minimaal € 369.
3. Eiseres heeft op 17 november 2017 om 23:59:29 haar aangifte elektronisch verstuurd. Verweerder heeft op 18 november 2017 om 00:00:08 de aangifte ontvangen.
4. Met dagtekening 19 januari 2018 is aan eiseres een verzuimboete opgelegd van
€ 369 wegens het niet tijdig doen van aangifte.
5. In geschil is of de verzuimboete terecht is opgelegd.
6. Op grond van het bepaalde in artikel 67a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan de inspecteur een verzuimboete aan de belastingplichtige opleggen als deze niet dan wel niet tijdig aangifte heeft gedaan. Van dit laatste is sprake indien de belastingplichtige niet binnen de op de aanmaning vermelde termijn aangifte heeft gedaan (artikel 67a, eerste lid, juncto artikel 9, derde lid, van de AWR).
7. In de aanmaning staat duidelijk dat de aangifte uiterlijk 17 november 2017 bij verweerder binnen moest zijn; dat wil zeggen: diende te zijn ontvangen. De aangifte is op 18 november 2017 om 00:00:08 door verweerder ontvangen; dat is te laat. Dat de aangifte wel is verzonden op 17 november 2017 om 23:59:29 doet daar niets aan af. Van afwezigheid van alles schuld acht de rechtbank geen sprake. Door de aangifte pas op het allerlaatste moment elektronisch te verzenden, is bewust het risico genomen dat deze te laat zou kunnen worden ontvangen (vgl. Hof Amsterdam 17 mei 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1614).
8. Naar het oordeel van de rechtbank is de boete passend en geboden. Omstandigheden op grond waarvan de boete zou moeten worden gematigd zijn niet gesteld of gebleken.
9. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, rechter, in aanwezigheid van
mr. P. Jasperse, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
28 november 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.