ECLI:NL:RBDHA:2020:15196

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
NL20.21355
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Albanese vreemdeling. De eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. A. Jhingoer, had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 10 december 2020 de maatregel van bewaring had opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de bewaring niet zijn betwist door de eiser, en dat deze gronden voldoende zijn om de maatregel te rechtvaardigen.

Tijdens de zitting op 21 december 2020 heeft de eiser verklaard dat hij naar het Verenigd Koninkrijk wilde reizen, waar hij familie heeft. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht geen lichter middel dan inbewaringstelling heeft gekozen, omdat de eiser geen reisdocumenten had en er een risico bestond dat hij zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft ook overwogen dat de eiser niet in aanmerking kwam voor een lichter middel, zoals een meldplicht, gezien zijn intentie om illegaal door te reizen.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.21355
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Jhingoer), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Bij besluit van 10 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 december 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen N. Rexhepi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Albanese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [1983] .
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten
1. Onder verwijzing naar artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden2 vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
3. Verweerder heeft ter zitting de grond onder 3e laten vallen.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser de overige gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd, niet heeft betwist. Deze gronden zijn voldoende om de maatregel te kunnen dragen.
5. Eiser voert aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel dan de inbewaringstelling. Aan eiser had een meldplicht opgelegd moeten worden. Hij is al meer dan vijf jaar in Nederland.
6. De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht geen lichter middel heeft gekozen dan de inbewaringstelling. Verweerder mag daarbij niet alleen verwijzen naar de bewaringsgronden, maar moet in de maatregel specifiek motiveren waarom hij de bewaring noodzakelijk vindt. Daarbij moet verweerder ook ingaan op persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling. Dit is vaste rechtspraak.3 Dat heeft verweerder in deze zaak gedaan.
7. De rechtbank oordeelt dat verweerder geen lichter middel hoefde toe te passen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiser in het gehoor voor inbewaringstelling heeft verklaard dat hij naar het Verenigd Koninkrijk wil reizen omdat hij daar twee broers heeft. Eiser verblijft verder al 25 jaar in Europa en hij heeft geen reisdocument. Verweerder heeft een meldplicht niet doeltreffend hoeven achten voor het vertrek van eiser naar Albanië. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
8. Eiser heeft verder aangevoerd dat verweerder toepassing diende te geven aan artikel 59, derde lid, van de Vw. Eiser heeft laten weten dat hij bereid is om zelfstandig terug te keren en hij heeft daartoe ook de mogelijkheden.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in dit geval geen toepassing hoefde te geven aan de verplichting uit artikel 59, derde lid, van de Vw. De rechtbank acht in dit kader van belang dat eiser op het moment van de inbewaringstelling niet in het bezit was van een vliegticket naar Albanië en niet uit zijn verklaringen valt af te leiden dat hij oorspronkelijk ook al van plan was om terug te keren. Eiser was juist van plan om illegaal door te reizen naar het Verenigd Koninkrijk. Verweerder heeft ter zitting bevestigd dat er een T&O- akkoord is voor een vlucht naar Albanië. Als eiser eerder wil en kan vertrekken met het IOM staat dit hem vrij. Deze beroepsgrond slaagt daarom evenmin.
2 Onder verwijzing naar artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
3 Onder meer de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 februari 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:674) en van 10 april 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1309).
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. van Gestel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
22 december 2020
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. C. Karman A.E. van Gestel
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.