Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met de Poolse nationaliteit. De eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. H.C.Ch. Kneuvels, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 16 oktober 2020 de maatregel van bewaring had opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tijdens de zitting op 26 oktober 2020 heeft de eiser, die psychische problemen ondervindt, aangevoerd dat hij had moeten worden opgenomen in het kader van de Wet verplichte GGZ in plaats van in bewaring te worden gesteld. De rechtbank heeft overwogen dat de Staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de eiser en dat de maatregel van bewaring noodzakelijk was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de GGZ crisisdienst betrokken was bij de beoordeling van de situatie van de eiser en dat er medische zorg in het detentiecentrum beschikbaar was.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belangen van de Staatssecretaris zwaarder wegen dan die van de eiser, en dat er geen aanleiding was om een lichter middel toe te passen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 28 oktober 2020, en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.