ECLI:NL:RBDHA:2020:14821

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2020
Publicatiedatum
11 juni 2021
Zaaknummer
NL20.646
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet binnen de gestelde termijn van acht weken heeft beslist op de asielaanvraag van eiser. De rechtbank, zittingsplaats Utrecht, heeft vastgesteld dat verweerder niet heeft voldaan aan de verplichting om eiser te horen in de asielprocedure, zoals eerder bepaald in een uitspraak van 12 juni 2019. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft het beroep gegrond verklaard. Verweerder is opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak een beslissing te nemen op de aanvraag van eiser. Tevens is er een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 262,50, omdat hij juridische bijstand heeft ingeschakeld. De uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet op 13 augustus 2020, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.646
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. E.R. Hagenaars), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, (gemachtigde: D. Meier).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend na de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam van 12 juni 2019, NL19.4776. In die uitspraak staat dat verweerder binnen 8 weken eiser moet horen in de algemene asielprocedure. Eiser stelt nu beroep in omdat verweerder dat niet heeft gedaan.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de door de rechtbank genoemde termijn eiser heeft gehoord in de asiel procedure. Verder stelt de rechtbank vast dat verweerder nog steeds heeft verzuimd een besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser.
Het beroep is kennelijk gegrond.
Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De rechtbank geeft daarvoor normaal een termijn van twee weken. Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een langere termijn geeft (artikel 8:55d, lid 3, van de Awb).
5. In zijn verweerschrift stelt verweerder dat er achterstanden zijn in de behandeling van de asielaanvragen. Dit komt doordat er meer zaken zijn en de samenstelling van de zaken anders is dan verwacht. Verweerder geeft aan dat de doorlooptijden van de asielaanvragen nog steeds stijgt en noemt in zijn verweerschrift de maatregelen die hij neemt om de doorlooptijden te verminderen. Verweerder is namelijk extra personeel aan het werven. In het specifieke geval van eiser wijst verweerder erop dat hij geen concrete termijn kan geven, waarbinnen hij op de aanvraag van eiser kan beslissen. Verweerder geeft daarbij aan dat hij geen voorrang kan verlenen aan zaken waarin beroep is ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag. Dit laatste zou volgens verweerder ten koste gaan van aanvragen die eerder zijn ingediend dan die van eiser. Verweerder verzoekt de rechtbank om te bepalen dat het eerste gehoor van eiser binnen acht weken na verzending van de uitspraak plaatsvindt. Verweerder verwijst daarbij naar een uitspraak van 2 april 2019 van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem.1 Verweerder stelt voorts dat een ‘standaard’ dwangsom op overschrijding van de termijn van € 100,- per dag onevenredig is en verzoekt de rechtbank dit bedrag te verlagen.
6. Uit de beschikbare stukken blijkt dat eiser in deze zaak nog niet de kans heeft gehad om zijn asielaanvraag te onderbouwen. Uit een brief van 22 april 2019 van verweerder aan eiser blijkt wel dat de aanvraag van eiser in de Algemene Asielprocedure (AA-procedure) zal worden behandeld.
7. De rechtbank ziet onder de gegeven omstandigheden aanleiding om aan verweerder een langere beslistermijn dan twee weken op te leggen. Om zowel recht te doen aan het belang van eiser bij een duidelijke beslistermijn, als het belang van verweerder om tot een zorgvuldige besluitvorming te kunnen komen, zal de rechtbank een uiterlijke beslistermijn opleggen van zestien weken. De rechtbank verwijst daarbij naar de uitspraak van de ABRvS van 8 juli 2020,2 waarin de ABRvS een termijn van zestien weken - gelet op het zogenoemde 8+8 wekenmodel, waarbij verweerder voor het houden van een eerste gehoor een termijn van acht weken hanteert en vervolgens binnen acht weken een besluit neemt - passend acht. De ABRvS heeft daarbij overwogen dat deze termijn ruimte aan verweerder geeft om na het eerste gehoor zorgvuldig onderzoek te doen en tevens verzekert dat de vreemdeling op de voorgeschreven wijze een zienswijze kan indienen. Ook acht de ABRvS van belang dat dit model de vreemdeling zoveel mogelijk duidelijkheid verschaft wanneer hij een besluit kan verwachten. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak een andere termijn op te leggen en bepaalt de beslistermijn op zestien weken.
8. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank oordeelt dat er aanleiding is voor deze hogere dwangsom omdat verweerder, ondanks dat eiser al eerder beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen én verweerder ook al een dwangsom aan eiser heeft moeten betalen van € 15.000,-, nog steeds geen beslissing heeft genomen. De rechtbank beslist dat er nu een sterkere prikkel nodig is en sluit daarbij aan bij de uitspraak van 29 juni 2020 van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem.3
9. Het beroep is gegrond. Dat betekent ook dat eiser een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bbp) is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 262,50.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van de uitspraak een eerste gehoor af te nemen en binnen acht weken na het eerste gehoor een besluit op de aanvraag te nemen, in ieder geval binnen zestien weken na deze uitspraak;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 15.000,-;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 262,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier
.Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt de uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
13 augustus 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.