In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 26 augustus 2020, wordt het beroep van eiser behandeld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar verweerder heeft niet tijdig beslist op deze aanvraag. Eiser heeft verweerder op 21 november 2019 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank vaststelt dat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn heeft beslist.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, aangezien dit in deze zaak niet noodzakelijk is. De rechtbank legt uit dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. In dit geval zijn partijen het erover eens dat verweerder te laat is met de beslissing. De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen zestien weken na de uitspraak een besluit moet nemen op de aanvraag van eiser. Dit is in lijn met de uitspraak van de ABRvS, die een termijn van zestien weken passend acht voor zorgvuldige besluitvorming.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 262,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De rechtbank vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en verklaart het beroep gegrond.