Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[gedaagde, sub 1] , te [plaats] ,
AJ HOLDING B.V., te Nieuwegein,
1.De procedure
- de dagvaarding van 12 december 2019, met producties;
- de conclusie van antwoord;
- het proces-verbaal van de op 29 oktober 2020 gehouden mondelinge behandeling, met de daarin genoemde stukken en melding van de ter zitting tot nihil verminderde vordering van NEC tegen AJ Holding B.V.
2.De feiten
De verhoging van Flexenergie is al in mei doorgevoerd, per abuis heeft dit korte tijd foutief gestaan. De bedragen in de tabel zijn inmiddels gecorrigeerd’.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Beklamel), HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758 en HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2627). Van een dergelijk ernstig verwijt zal in dit geval sprake zijn als komt vast te staan dat [gedaagde, sub 1] namens Flexenergie de sponsorovereenkomst met NEC heeft gesloten, terwijl hij wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat Flexenergie haar verplichtingen uit de sponsorovereenkomst niet zou kunnen nakomen en ook geen verhaal zou bieden.
voorzienbaarheidvan de spotprijsontwikkeling op 25 juni 2018. Hetzelfde geldt voor de stelling van NEC dat volgens medebestuurder [bestuurder] het faillissement van Flexenergie het gevolg was van stijgende energieprijzen. Op zich onweersproken gebleven zijn de stellingen van NEC dat in het jaar voorafgaand aan het faillissement van Flexenergie – oktober 2017 tot en met oktober 2018 – zowel de gasprijs als de spotprijs voor elektriciteit met 100%, respectievelijk 50% zijn gestegen. Maar daaruit kan niet de conclusie worden getrokken dat in juni 2018 een (bestendige) prijsstijging voorzienbaar was. Het betreft namelijk telkens een beoordeling met de kennis van achteraf.
inkoopprijzenop de spotprijsmarkt zouden stijgen.
waarschijnlijkis dat de vennootschap de te sluiten overeenkomst niet kan nakomen, (ii) het sluiten van de overeenkomst voor de vennootschap niet noodzakelijk is voor haar bedrijfsvoering en (iii) de bestuurder bovendien weet dat de wederpartij financieel afhankelijk is van de te sluiten overeenkomst en weet dat deze de zoektocht naar alternatieven staakt, de bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt dat hij de overeenkomst toch heeft gesloten. Onder dergelijke omstandigheden mag van de wederpartij, die in grote mate afhankelijk is van het sluiten van een overeenkomst, wel worden verwacht dat zij haar belangen kenbaar maakt en ook zelf onderzoek doet naar de (financiële situatie van de) partner met wie zij in zee wil gaan. In het onderhavige geval kan de rechtbank echter niet constateren dat Flexenergie in een dergelijke fase was beland en dat [gedaagde, sub 1] wist hoeveel er op het spel stond voor NEC. Tot een ander oordeel leidt dit dus niet.