In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 11 augustus 2020, is het beroep van eiser, vertegenwoordigd door mr. H. Loth, gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 18 november 2019 verweerder in gebreke heeft gesteld, waarna de wettelijke beslistermijn van twee weken is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, omdat partijen het erover eens waren dat verweerder te laat was met de beslissing.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag van eiser. Dit is gedaan om zowel recht te doen aan de belangen van eiser als aan de noodzaak voor verweerder om zorgvuldig te kunnen beslissen. De rechtbank heeft ook een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van € 262,50 aan proceskosten aan eiser, omdat hij juridische bijstand had ingeschakeld.
De uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra dat weer mogelijk is.