In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, zijn eisers, vertegenwoordigd door mr. R. Hijma, in beroep gegaan tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door S.J.M. Leijtens. De zaak betreft de beroepen die eisers hebben ingediend na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 16 juli 2019, waarin werd bepaald dat verweerder binnen twee weken opnieuw moest beslissen op de aanvragen van eisers. Eisers stellen nu beroep in omdat verweerder deze termijn niet heeft nageleefd.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank constateert dat verweerder niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen en oordeelt dat de beroepen kennelijk gegrond zijn. De rechtbank legt verweerder een beslistermijn op van zestien weken, in plaats van de gebruikelijke twee weken, om recht te doen aan zowel het belang van eisers als het belang van verweerder voor zorgvuldige besluitvorming.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 200,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Dit is een hogere dwangsom dan gebruikelijk, gezien het feit dat eisers eerder al beroep hebben ingesteld tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank heeft ook bepaald dat eisers recht hebben op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 262,50. De uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet op 12 augustus 2020.