In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 12 augustus 2020, wordt het beroep van eiser tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid behandeld. Eiser heeft beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser verweerder op 13 januari 2020 in gebreke heeft gesteld, waarna de wettelijke termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, aangezien partijen het erover eens zijn dat verweerder te laat heeft beslist.
De rechtbank heeft besloten dat verweerder alsnog binnen een termijn van zestien weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Dit is langer dan de gebruikelijke termijn van twee weken, omdat de rechtbank rekening houdt met de belangen van zowel eiser als verweerder. Verweerder heeft aangegeven dat er achterstanden zijn in de behandeling van asielaanvragen, maar de rechtbank vindt het belangrijk dat eiser duidelijkheid krijgt over zijn aanvraag. Daarnaast is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 262,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De rechtbank heeft de uitspraak gedaan in aanwezigheid van de griffier M. Bos, en deze is bekendgemaakt op 13 augustus 2020. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.