ECLI:NL:RBDHA:2020:11182
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering wegens verblijf in het buitenland zonder toestemming
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van eisers door het college van burgemeester en wethouders van Delft. De rechtbank Den Haag heeft op 29 oktober 2020 uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers en verweerder. Eisers ontvingen bijstand op basis van de Participatiewet (Pw) en verbleven van 4 oktober 2018 tot 10 december 2018 in het buitenland. Verweerder heeft het recht op bijstand van eisers per 2 november 2018 ingetrokken, omdat zij zonder toestemming naar het buitenland waren vertrokken en de wettelijk toegestane termijn van vier weken overschreden hadden. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit werd ongegrond verklaard door verweerder.
Tijdens de zitting op 17 september 2020 hebben eisers aangevoerd dat zij met spoed naar het buitenland zijn gegaan vanwege een ernstig auto-ongeluk in de familie. Ze stelden dat ze de intentie hadden om binnen de wettelijk toegestane termijn terug te keren, maar dat de stopzetting van hun bijstandsuitkering hen financieel belemmerde om op tijd terug te reizen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen dringende redenen waren om alsnog bijstand te verlenen, omdat de situatie van de familie van eisers niet relevant was voor hun eigen aanspraak op bijstand. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers in de te beoordelen periode niet in een acute noodsituatie verkeerden en dat de intrekking van de bijstandsuitkering niet in strijd was met het vertrouwensbeginsel.
De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.